Sayfadaki görseller
PDF
ePub

Woerden, dede die van Leyden an den Hage waerschouwen, maer sy en haddent gelooft niet, ende so op de Gouwsche sluyse lach een vaendel knechten op een blockhuys, verlieten sy dat, ende gingen door. Daerna togen de Utrechtsche voort, buyten Leyden om, na den Hage, ende daer by comende, deylen sy hem in twee hoopen, d'een begaf hem na de Delfsche wegh, ende d'ander ginck recht door 't bosch op den Hage; daer stont een huysmans huys, dat staken sy aen brant, tot een teycken, om gelyck aen te vallen; hetwelck so geschieden, met een roepen: Gelre, Gelre! Dit geschiede op den rechten middach, den eersten dach in de vasten 1528., ende lagen daer twee nachten. De goede luyden wisten van geen quaet, ende saten over tafel, daer sy in den eersten aenslach wierden overvallen; maer die sich begaven nae Schevelingen ende in de duynen, die en hadden geen. noot. Daer cregen de Geldersche groote schat ende gelt, dat het niet te aestimeren en was, ende veel goede gevangen; Sy namen in het huys van Wassenaer myn vrouwen clederen ende silverwerck, dat costelyck was; hetwelck door hulp van vrienden weder wert gecoft: voor 1400. goutguldens; sy namen het beste mede, ende de syden lakencoopers leden de de meeste schade; laken coopers verloren weynich, so sy alleen het beste daer uyt namen; Sy voerden het goet met clayne schuytkens wech, ende mosten somtyts over dycken ende dammen op spiessen de schuytkens dragen. De raatsheeren, advocaten, procureurs hadden de meeste schade, sommige coften haer goet ende vryden haer huysen om een cleyne penningh, ende ick hebbe geweten, die syn huys om geen XII. gulden soude hebben geruymt, die sich vryde voor hondert goutguldens; heer Jan van Uchtenbroek was gelogeert ten huyse van heer Willam den Ridder, waer hy van daen scheyde, sonder een hoens ey hem te beschadigen. Sy hebben daerna den Hage ende het hoff gebrantschat voor XXV. goude guldens, daer sy acht duysent reede op beurden, ende voor het ander namen sy gyselaers; ende so sy nu weder na Utrecht reysden, so hebben sommige borgeren van Leyden hem voor de poorten vertoont, dan soo een paert van den hoop hun tegen ginck, syn die borgeren binnen geweken, ende hebben daer brant gesticht tot voor de poorte, ende syn so voort ongeschent mit groote triumphe binnen Utrecht gecomen, ende gingen daer dagelycks dragende der advocaten ende raetsheeren tabberden.

(Uit het eygen schrift van Jo. Herbern van Aemstel van Mynden.)

ARCHIEF

VOOR

KERKELIJKE EN WERELDSCHE GESCHIEDENISSEN,

INZONDERHEID VAN

UTRECHT.

UITGEGEVEN
DOOR

J. J. DODT VAN FLENSBURG.

V IJ F D E S T U K.

STUKKEN, BETR. BISSCHOP DAVID VAN BOURGONDIE EN HET STICHT ONDER ZIJN BEStuur, 1456-1496. Stukken, betr. de geestelijke BroedERSCHAPPEN TE UTRECHT, IN DE MIDDELeeuwen.

-

UTRECHT,

JOH. ALTHEER,
Akademie-drukker,

Dit vijfde stuk bevat:

I. Stukken betreffende bisschop David van Bourgondie en het Sticht, onder zijn bestuur, en wel:

1. Translaet vande minuten van myns genadighen heer den hertoghe van vergiffenisse, 1456. 2. Minute v.d. brieven, by welken myn genadighe heer die hert. consenteert precarium, 1456. 3. Minute v.d. brieven van non-praejudicien, ten voordeele v. den staten des N-stichts, 1456. 4. Translact v.d. minuten van mynhere 'sbyscops van Utrecht, brieve van vergiffenisse, 1456. 5. Translacy v. den sulken brieven, als die van den staten, der stat ende N-sticht v. Utrecht, geven sullen, als vercalt is, etc., 1456.

6. Brieve, waarby Jan, hertoch van Cleve, en Adolph, syn broeder, beloven, het tractaet T te sullen doen nacomen, 3 aug.,

1456.

7. Jan van Cleef machticht Gysb. van Brederode, den brief, hem door den staten v. Utrecht wtgereikt, als eygenaer te gebruyken, Christdach, 1456.

8. 's Genadighen heren van Utrecht, bevel aen de maerscalcken, roerende de verdreven borgeren, daechs na S. Valentynsd., 1457.

9. Ghysbr. ende Reynolt van Brederode geven aen myn genedighen heer van Utrecht een goet bestant, 20 nov., 1457.

10. Confirmatio tractatus domini ducis Burgundiae facti inter dominos David, episc., et G. praepositi Trajectens. cum absolutione dicti domini G. praepositi et suorum adhaerentium ab omnibus censuris, 4. id. maji, 1459.

11. Reservacio et assignacio pensionis annuae III. II. florenorum aureorum de reno, ex fructibus, etc., ad usum domini G. praepositi, etc., id. maji, 1459.

12. Bulla executorialis super pensione praedicta, prid. id. maji, 1459.

13. Assignacio bonorum mensae episcopalis citra Yssalam, per R. D. David, episc. Traj., facta venerabili domini G., praeposito Traject. pro pensione sibi debita, etc., 1 Juny, 1464.

Alle dese dertien stukken zijn getrokken uit een gelijktijdig, doch door verscheidene han

den geschreven pap. handschrift in folio, bevattende den geheelen processus electionis et confirmationis van bisschop David. Het overige van den inhoud was echter reeds door anderen uitgegeven.

14. Beclachten op ons heren van Utrecht, over de heren van Utrecht, over de punten, die myn here van Utrecht gedaen soude hebben teghens synen eedt, anno 1481.

15. Henr. vander Aa sweert, niet te sullen doen teghens syn genade, etc., 20 jan., 1484. 16, Henr. vander Aa, weder binnen de stat moghende comen, sweert, niet teghen syn genade, etc., te doen, 25 jan., 1489.

17. Verzoek der ballingen van Utrecht, totten gebruycke van hare goederen, etc., te mogen

comen.

18. Commissie voor Berndt Uten Enge, als casteleyn van Ter Horst, 10 apr., 1488.

19. Dedinghe van myn gen. heer en de staten van Utrecht met Fre. v. Yselsteyn, 26 fbr., 1493. 20. Brief van quytscheldinghe voor Berndt Uten Enghe, als maerschalck van 't Oversticht, 20 jun., 1493.

21. Commissie voor Dirck van Beckesteyn, als forestier van't bosch te Haerlem, 9 jan., 1497.

Deze stukken, van no. 14-21., zijn, even als de volgende vier ordonnantien, gegeven volgens zeer oude, zoo niet gelijktijdige copien, berustende op 't archief der Oud-roomschcathol. hier ter stede.

II. Stukken, betreffende de geestelijke broederschappen te Utrecht, in de middeleeuwen,

te weten:

1. Ordonnantie van het broederschap van 't heylighe Cruys, Cruysav. inventio, 1313.

2. Ordonnantie van het heylich Cruys gasthuys, S. Remeys daghe, 1412.

3. Tweede ordonnantie van 't Cruys gasthuys, S, Servaesd., 1413.

4. Fundatio fraternitatis in hospitali S. Martini in suburbio Traject., opten heyl. palmavont, 1472.

Geschreven, den 1sten Spt., 1838.

J. J. DODT VAN FLENSBURG.

« ÖncekiDevam »