Hollandske laesestykkerTillge, 1906 - 206 sayfa |
Sık kullanılan terimler ve kelime öbekleri
Adinda alles altijd armen avond Badoer blauwe blik bloemen BRACHT brandkast buffel CONSTANT deur dien donker droom eenige Eugénie FREDERIK VAN EEDEN geluk geweest ging glimlach goed groote HALMA hart hebt heel heer KEGGE Hélène Swarth hemel hield hollandsk hoofd hoog huis hunne iets JACQUES PERK jongen KAREL ketapan kind kleine KLEINE JOHANNES kvam kwam lachen lachte leven licht lief liefde lieve LINA LOUIS COUPERUS madonna maken MARCELLUS EMANTS meerle meneer menschen MEVROUW MIETJE moeder moest nacht Neen nooit omdat onze oogen oogenblik OVERBRUGGEN papa PLEEGZUSTER riep RITA Saïdjah Saïdjah's vader sarongs scheen schoone smart spreken stil stilte stond tante tusschen vloog voelde vrouw Waarom wachten Want weer weet wilde WILLEM KLOOS Windekind wist witte woorden zacht zeggen zei Wistik zeide zeker ziel zien zijt zitten zooals zooveel zoû zuster zwarte ΙΟ
Popüler pasajlar
Sayfa 23 - For we are saved by hope : but hope that is seen is not hope : for what a man seeth, why doth he yet hope for? But if we hope for that we see not, then do we with patience wait for it.
Sayfa 183 - Ik ween om bloemen in den knop gebroken En vóór den uchtend van haar bloei vergaan, Ik ween om liefde die niet is ontloken, En om mijn harte dat niet werd verstaan. Gij kwaamt, en 'k wist - gij zijt weer heengegaan. Ik heb het nauw gezien, geen woord gesproken: Ik zat weer roerloos na dien korten waan In de eeuwge schaduw van mijn smart gedoken...
Sayfa 188 - t geluid van woord op wederwoord Niet meer zoo snel — en zachter — En de maat Der zoete zielsmuziek werd toen vertraagd Met lange rusten. Nog een teer, klein woord Viel nu en dan, — als 's avonds, na den regen, Een fonkelende droppel valt in 't loof. De lippen werden stil, 't moe hoofd kwam rusten Op mijnen schouder. — En het luid licht-levgn Werd tot een droom. Toen stierf de schoone dag.
Sayfa 166 - AAN DE SONNETTEN Klinkt helder op, gebeeldhouwde sonnetten, Gij, kindren van de rustige gedachte! De ware vrijheid luistert naar de wetten: Hij stelt de wet, die uwe wetten achtte: Naar eigen hand de vrije taal te zetten Is eedle kunst, geen grens, die haar ontkrachtte: Beperking moet vernuft en vinding wetten; Tot heersenen is, wie zich beheerscht, bij machte: De geest in enge grenzen ingetogen, Schijnt krachtig als de popel op te schieten, En de aard...
Sayfa 191 - Ik heb de witte water-lelie lief, daar die zo blank is en zo stil haar kroon uitplooit in 't licht. Rijzend uit donker-koelen vijvergrond, heeft zij het licht gevonden en ontsloot toen blij het gouden hart. Nu rust zij peinzend op het watervlak en wenst niet meer.
Sayfa 169 - Der starren wijken rondom eindloos diep; — 't Was of de stilte plechtig tot mij riep : „Bid! op de starren rusten Godes voeten!" .... Ik weet, ik weet niet wie de wereld schiep, Of ze is geschapen, of we aanbidden moeten, Wat wij als leven, ziel of god begroeten, — Of eeuwig slapen zal, wat eeuwig sliep ! — Daar tjuikt de nachtegaal zijn teeder lied, Tevreden dat hij 't klagend lied mag zingen, — Waarom hij zingt, dat weet de zanger niet; Wat rusten kan, voelt zich de rust doordringen,...
Sayfa 181 - t diepst van mijn gedachten. En tóch, zoo eind'loos smacht ik soms om rond Uw overdierbre leen den arm te slaan, En, luid uitsnikkende, met al mijn gloed En trots en kalme glorie te vergaan Op uwe lippen in een wilden vloed Van kussen, waar 'k niet langer woorden vond.
Sayfa 89 - ... zeide Cecile, opschrikkend. Wat is dat? — Wat? vroeg hij. — Wat daar gespeeld wordt? — Rubinstein, geloof ik ! sprak hij. — Rubinstein . . . ? herhaalde zij vaag. Ja ... En zij smolt weg in de weelde der herinnering van . . . wat? Nog ééns, zoo, langs die zelfde paden had zij gewandeld, langs zulke jasmijnen, nog eens, heel lang, zoo lang geleden, gewandeld met hem, hem. . . Waarom? Keerde dan het zelfde terug, na eeuwen...
Sayfa 182 - En wendt zich altijd om en keert weer waar zij vliedt, Zij drukt zich-zelven uit in duizenderlei lijning, En zingt een eeuwig-blij en eeuwig-klagend lied. O Zee, was ik als Gij in al uw onbewustheid, Dan zou ik eerst geheel en...
Sayfa 203 - O gij, mijn lief, die nu door 't lieven lijdt, Klaag niet in stilte alleen, — maak poëzie Van leed, — ach, laat geween en melodie Tusschen ons zijn een zoete somberheid. En ik, die u nu liefheb, begeleid Uw zang met wederzang, ter harmonie Van klare koren, kalme profetie Van vreugde en liefde en innige eindloosheid. Gelijk wanneer een nachtegaal alleen Wel tracht te zingen, maar niet kunnend, treurt, Tot ze, als een andre 't lied begint, meteen Uitklaagt in lange liefde, beurt aan beurt, —...