Sayfadaki görseller
PDF
ePub

1581 te Amsterdam geboren, waar hij wel eene zelfde opleiding en een zelfde onderwijs zal genoten hebben als zijn zeven jaren oudere broeder '). Ten jare 1602 trad hij op 21-jarigen leeftijd te Doornik in de Sociëteit. Daar echter zijne zwakke gezondheid niet toereikend scheen om den zwaren arbeid der Sociëteit te dragen, zag hij zich genoodzaakt het noviciaat te verlaten, en begaf zich naar de Leuvensche Universiteit om er de rechten te bestudeeren, waarin hij, even als zijn broeder, licentiaat werd. Intusschen was de sleepende ziekte geweken, waaraan hij vroeger lijdende was, en zijne lichaamskrachten hersteld. Diensvolgens haastte hij zich naar het Gezelschap weder te keeren, dat hij zoo ongaarne verlaten had. Den 16 April des jaars 1606 werd hij wederom opgenomen, in 1608 tot de priesterlijke waardigheid verheven en in 1615 naar Alkmaar gezonden, waar hij gedurende 25 jaren den wijngaard des Heeren verzorgde. Van hem gewaagt de Volks-Alm. v. Ned. Kath. 2): onjuist is echter het bericht aldaar, dat pater Plemp nog omstreeks 1643 als pastoor der statie van de paters jesuieten binnen Alkmaar zou gestaan hebben. Immers de door arbeid uitgeputte zendeling was reeds den 15 Mei des jaars 1640 overleden.

"De jaarlijksche verslagen - zoo schrijft Joannes Nadasi een tijdgenoot ) - vermelden dat het getal niet te berekenen is dergenen, die door hem in 't ware geloof behouden of daartoe teruggevoerd zijn. Dat was een uitwerksel zijner onafgebroken werkzaamheid, zoodat hij steeds de bewondering wekte van allen". In Vondels gedichten op de Sociëteit van Jesus ") heb ik het vermoeden

1) Zie Dr. Scheltema t. a. p.

2) Jaarg. 1867 blz. 208 en 251.

3) Annus dierum memorabilium Societatis Jesu. Antv. 1665.

4) Blz. 22.

geuit dat hij de Paep" geweest moet zijn, die Maria Tesselschade Roemer Visscher, de beroemde Alkmaarsche Eusebia, ter zijde heeft gestaan in den heftigen geloofstrijd, welken deze te strijden had met den onhoffelijken hoveling Constantin Huygens en anderen, die de begaafde vrouw protestant wilden maken. Zij kon in alle geval niet onbekend zijn met den broeder van den in den' Muiderkring zoo gevierden ex-jesuiet Cornelis G. Plemp.

Timotheus Plemp was de jongste van het drietal. Hij aanschouwde in 1583 het eerste levenslicht, trad den 13 Mei des jaars 1603 te Doornik in de Sociëteit, welke hij, om dezelfde reden als zijn broeder, den 18 September 1604 verliet, om insgelijks in 1608 weder te keeren. Ook hij had de lessen der Leuvensche Hoogeschool bezocht en was er licentiaat in de rechten en meester in de vrije kunsten geworden. - Het is bekend, dat een neef der gebroeders '), de beroemde geneesheer Vopiscus Fortunatus Plemp', ook daar studeerde en later zelfs den leeraarstoel der geneeskunde beklom.

Daar Timotheus steeds in de Zuidelijke Nederlanden werkzaam is gebleven, zullen we niet verder over hem uitwijden. Hij stierf te Yperen in Vlaanderen, den 26 September 1626, in den betrekkelijk jeugdigen leeftijd van 43 jaren.

[ocr errors]

Of de R. D. Petrus Plempius, pastor in Duyvendrecht" die op het jaar 1656 in J. Buggaeus' Necrologium voorkomt 2), vermaagschapt was aan de Amsterdamsche Plempen, is mij niet gebleken.

Dat de afstammelingen van Cornelis Gysbert Plemp hunne aanhankelijkheid aan de Sociëteit bleven bewaren,

1) De familiebetrekking van den door Vondel bezongen Vopiscus tot onze Plempen, is opgehelderd door Dr. Scheltema t. a. p.

2) De Katholiek 1871, II blz. 341.

kan men lichtelijk opmaken uit twee documenten door ons medegedeeld in Vondels gedichten op de Sociëteit ') alsmede in Vondel en de Paus 2). Het laatste is niets anders dan de aanhef van een klaagschrift door Joost van den Vondel, Ysebrand en Gysbert Plemp Jr. naar Rome aan Paus Clemens X opgezonden, om te protesteeren tegen de aloude aanslagen der jansenistische partij op de zuivere leer der Kerk en op de Sociëteit van Jesus. Wel een streng bewijs hoezeer de dusgenaamde Ultramontanen dier dagen de woelzieke plannen der weerspannigen verafschuwden! H. J. ALLARD, Pr.

Seminarie Kuilenburg,
19 Juli 1872.

KAPEL TE EYKENDUINEN.

De kapel te Eykenduinen werd in 1326 door Graaf Willem van Henegouwen opgedragen aan den Abt van Middelburg, "ome trouwen dienst die dese voirseyde abt ghedaen heeft en noch doen sal, en ome dat wy willen dattet ene pchikerke worde." Hij schonk daarom onse capelrie tot eykendune met allen gronde en rechte, die dair toe behoren, jn manieren, zoe wanneer heer florens die nu die capelrie heeft, steruet of dat hise vrielike opgeuet, datse dan die abt dair tenden sal doen vdiéne3) met ene synre canoenken. En dat hi sal verweruen an den biscop van Vtrecht dat dese capelrie worde ene pchikerke.” Vervolgens omschrijft de graaf die palen van deser pchikerke."

Dit charter wordt bewaard op het prov. archief van Zeeland te Middelburg.

1) Blz. 16, 17 en 140.

V. D. HORST, Pr.

2) Blz. 105 en 113.

3) d. i.: dat de Abt van dien tijd af (dair tenden: op of met het einde van dien tijd) de kapel zal doen bedienen door een zijner paters.

4

DE KAPEL VAN DE H. MARIA MAGDALENA

TE

OOST-ZAANDAM.

ZAANDAM, in 1811 door keizer Napoleon tot den rang van stad verheven, is de zamenvoeging van twee dorpen, namelijk Oost- en West-Zaandam, welke beiden een eigen burgelijk bestuur en den Zaanstroom tot scheidingslijn bezaten.

De Westelijke oever van de Zaan was vóór de Reformatie bijna niet bewoond, immers men telde van den tegenwoordigen dam tot Wormerveer niet meer dan zeven huizen, en was kerkelijk ingedeeld bij Westzaan, een dorp op ongeveer een uur afstands van Zaandam gelegen, welks parochiekerk aan de H. Catharina was toegewijd.

De Oostzijde van de Zaan was daarentegen reeds in vroegere tijden zeer bevolkt en maakte een aanzienlijk deel uit van de heerlijkheid en de parochie van Oostzaan, een dorp insgelijks op een uur afstands gelegen, waar men een schoone kerk van de H. Catharina en een klooster aantrof. In het begin der vijftiende eeuw was het getal geloovigen reeds zoo toegenomen, dat men eene kapel aan de Oostzijde ten behoeve der Zaandammers had gebouwd, waarin eene eeuwigdurende Vikarie ter eere van God almagtig, van de H. Maria Moeder Gods en van de H. Maria Magdalena was gesticht. Deze kapel moet gestaan hebben waar de tegenwoordige dus geheeten Oostzijderkerk zich verheft, vierde haar wijdingsfeest op zondag onder het oktaaf van O. L Vrouwe-geboorte, werd in 1411 bediend door kapellaan PIETER REMBRANTSZ.

,

(later opgevolgd door ARENT DE WITTE), stond in dat zelfde jaar ter begeving van WILLEM VAN SCHOTEN als voogd van zijn neef YSBRAND JANSZ. VAN SCHOTEN werd beheerd door drie Oostzaandammers als kapelmeesters, en behoorde in alle regten en verpligtingen tot de jurisdictie der parochiekerk van Oostzaan. Bij breve van 3 Oktober 1416 heeft bisschop Matthias, als vikaris-generaal van den Utrechtschen bisschop Frederik van Blankenheim het kerkwijdingsfeest in Gods name overgebragt op den zondag na het winterfeest van Sint Maarten (11 November), en, betrouwende op de barmhartigheid van den almagtigen God, en op het gezag van de HH. Apostelen Petrus en Paulus, en van onzen Patroon den H. Martinus, aan alle geloovigen, die waardiglijk gebiecht en op het wijfeest der kapel en des altaars, die ter eere van de H. Maria Magdalena zijn gewijd, de H. Mis of andere kerkelijke diensten godvruchtig bijgewoond hebben, of aan het altaar licht, sieraden, boeken, kelken of anandere giften schenken, bij uitersten wil legateren of bezorgen, verleend een aflaat van veertig dagen.

Intusschen nam de bevolking en de welvaart van Oostzaandam zoo zeer toe, dat bisschop Frederik van Blan. kenheim bij open brieve ten jare 1419 de regten der Magdalena-kapel zeer vermeerderde. Aan den kapellaan werd toegestaan, alle dagen de H. Mis te zingen of te lezen, alleen uitgezonderd de hoogfeesten van Paschen en Pinkster, op welke dagen de geloovigen verpligt bleven de gewone offergiften in de parochiekerk van Oostzaan te komen doen. Den Oostzaandammers werd vergund een eigen priester te kiezen, die mogt biecht hooren, de zieken bedienen, water wijden, omgang houden, prediken en alle kerkelijke bedieningen uitoefenen, als door den pastoor van Oostzaan, heer JOHAN RENIERSZ. Louw gedaan werden, uitgezonderd alleen het doopen van kinderen,

« ÖncekiDevam »