Sayfadaki görseller
PDF
ePub

Twee jaren later was de bouwval, zoo goed en zoo kwaad als het kon, weder tot een klein kerkje ingerigt, en kwam BARTEL JACOBSZ., de laatste pastoor van Oostzaan '), die daar 's morgens nog de H. Geheimen had opgedragen, des avonds hier de nieuwe leer verkondigen.

Op de consistorie-kamer der tegenwoordige Oostzijderkerk wordt nog een klein portret in olie verw van dezen afvallige bewaard, terwijl de predikantenlijst begint met: Bartel Jacobsz,, Rooms Priester te Oostzaan, eerste predikant; 1586 beroepen naar Beverwijk, en aldaar gestorven 1630". Een oud rijmpje zegt nog:

De pastoor van Oostzaan, heer Jacobsze Bart

Preekte 's morgens in 't wit en 's avonds in 't zwart.

In 1592 ging men tot den herbouw over, waarvoor weder de sluisgelden werden toegestaan. In vervolg van tijd is de kerk zoo zeer veranderd en verbouwd, dat ook zelfs van de muren der oude kapel weinig of niets meer kan overig zijn.

Oostzaandam was verloren voor de Kerk, en slechts weinigen bleven getrouw aan het geloof hunner vaderen, maar moesten dan ook ruimschoots deelen in de vervolging van de eerste jaren der Hervorming. De glorie van Oostzaandam, de prachtigste kapel van het gansche bisdom was gevallen, waarschijnlijk wel om nooit het stralend hoofd weder op te beuren.

V. D. HORST, Pr.

1) Men klaagde algemeen dat deze Bartel Jacobsz. zeer ellendig preekte,

en volstrekt geen nut met zijn preken deed.

DE PAROCHIE VAN DE H. MARIA MAGDALENA

TE

WEST-ZAANDAM.

De Westelijke oever van de Zaan werd in de zestiende eeuw nog weinig bewoond; immers Leegwater (geboren in 1575) getuigt in zijn kronijkje, dat van Knollendam tot de sluis van Zaandam maar één molen stond, en dat er niet meer dan drie houtkoopers woonden. Nog mogt het hem heugen, dat de geheele westzijde slechts zeven huizen telde, en dat men vreemde timmerlieden moest ontbieden, wanneer er een groot schip zou gebouwd worden. Kerkelijk behoorde deze streek onder Westzaan.

Na de Reformatie waren de weinige geloovigen, zoowel van Oostzaandam als van Westzaandam, verstoken van alle geestelijke hulp, en bezaten priester noch kerk. Zestig droevige jaren hebben zij aldus doorgeworsteld, het niet durvende wagen ook maar het geringste te doen, wat naar paapsche stoutigheden of roomsche superstitie geleek. Omstreeks 1630 kwamen echter twee priesters van tijd tot tijd de Zaanstreken bezoeken, en in stilte de heilige bediening uitoefenen. Zekere Mr. FRANCOIS, meestal PATER FRANCIS genoemd, misschien wel omdat hij een pater Franciskaan was, die zich te Purmerend schuil hield, bezocht de Oostzijde, las nu en dan op een afgelegen pad bij het Kalf de H. Mis, doopte kinderen en bediende` de zieken. Deze is de grondlegger van de Parochie van de H. Maria Magdalena aan de Westzijde van Zaandam of het Kalf, waarvan tusschen de jaren 1650 en 1660 Mr. ROSANT de eerste pastoor werd.

Intusschen waren de Westzaandammers, die digter bij de sluis woonden, en vooral de Oostzaandammers daarmede weinig gebaat, vermits de afstand van het Kalf te groot was, om tijdig genoeg onderrigt te worden van de overkomst des priesters. Doch de uitstekende Amsterdamsche pastoor van de Oude Kerk en het Bagijnhof, onze groote MARIUS, zou raad en uitkomst schaffen. Hij zond van tijd tot tijd zijn medehelper Mr. WoUTER FONTEIN naar Zaandam, om voor de Westzijders en hunne buren de heilige bediening uit te oefenen. Dit blijkt uit het relaas van Rovenius in het jaar 1638, waarin hij schreef: ad pagum istud populosissimum pridem Amstelodamo excurrebat Mr. Gualterus Fontein, Amstelodamensis, Sac. Theol. Bacc., Amstelodami sub Leonardo Mario operarius". Gedurende vijf-en-twintig jaren werd deze moedige priester om de vier of zes weken, later geregeld meermalen in de maand, door een Zaandammer met eene schuit afgehaald en weder teruggebragt, altijd op de meest bedekte wijze, meestal des nachts. 't Was slechts eene kleine kudde, die hij had te verzorgen, want zijn eerste paaschlijst telde niet meer dan 17 kommunikanten ; maar dit verminderde zijn heiligen ijver niet, integendeel: het was hem een voortdurende prikkel, om zoo veel als de voorzigtigheid het gedoogde de arme verdwaalden op te zoeken en tot den schaapstal terug te voeren. Hij mogt dan ook zijn werk met den zegen des hemels zien bekroond worden, want allengs nam het getal van geloovigen toe, en kon men er zelfs aan gaan denken, om een kerkje te gaan bouwen en eene eigene gemeente te vormen,

In het jaar 1650 vinden wij daarvan het eerst gewag gemaakt, wanneer in de Acta Capituli Harlemensis voorkomt: 8 Febr 1650. In Serdam est spes Pastoratus erigendi, res haeret per Mrum Waltherum, quem monebit D. Praepositus".

Op 27 April van hetzelfde jaar staat weder: De Serdam nihil potest fieri sine favore Mr. Waltheri. Interim videbunt Decanus et Copallius si Mr. Waltherus possit disponi, et in loco quid facto opus despicient".

Of Mr. Fontein niet gaarne zijne kinderen, met zooveel moeite en zorg voor het geloof gekweekt, verliet, dan of de Zaandammers er tegen op zagen hunnen eersten priester te verliezen, kunnen wij niet beslissen; maar daar moet een innige band van liefde en gehechtheid hebben bestaan tusschen beiden, want tot in de armste stulp werd later het portret van Mr. Fontein gevonden, waaronder in een gedicht 's mans deugd en ijver werden geroemd. Hoe dit zij, het was toch geen beletsel om tot de gewenschte regeling over te gaan, want reeds op 11 Oktober van hetzelfde jaar 1650 lees ik in de akten van het Haarlemsche kapittel: Serdamo providebitur quando habebimus personam idoneam; proponitur Schoenius, placetque ut vocetur".

De hier genoemde Mr. WILLEM SCHOEN was Bachelaurius in de godgeleerdheid, Edammer van geboorte, stond als pastoor te Ooster- en Wester. Blokkert, en kwam werkelijk nog in hetzelfde jaar als eerste pastoor te Zaandam. Hij moest zich vooreerst nog behelpen in eene armzalige woning aan de westzijde, die tot kerk was ingerigt, maar wist het weldra zoover te brengen, dat men twee jaren later een houten kerk bouwde in de Molenbuurt aan de westzijde, waar thans de hoogere burgerschool haar geel geverwde muren omhoog heft, en die, ter gedachtenis aan de vroegere kapel, aan de H. Maria Magdalena toewijdde.

Intusschen was ook de westzijde allengs meer bevolkt; groote scheepstimmerwerven waren aangelegd en bouwden. reusachtige vaartuigen; ontelbare houtzaagmolens verrezen wijd en zijd in het westerveld, en trokken eene menigte

van handelaren en werklieden naar deze voor den handel zoo gunstig gelegen streken; zoodat de beide nieuwe parochiën van de H. Maria Magdalena, die van de oostzijde ('t Kalf) en de onze van de westzijde, als met den dag het getal harer kommunikanten zagen vermeerderen. Dit maakte het wenschelijk, dat er eene bepaalde omschrijving van beide parochiën werd opgesteld, hetwelk dan ook door pastoor Rozant was gevraagd; en het kapittel zond drie kanunniken af, om de plaats op te nemen en de parochieverdeeling voor te bereiden, zooals blijkt uit de akten, die luiden: 6 April 1655. Lectae litterae Rozantii, petentis limitationem inter se et pastorem Saerdamensem. Resolutum, eo mittentur D. Catz, Crucius et Beijer". Het schijnt, dat de twee pastoors het niet goed konden eens worden over de grensscheiding, die hunne parochiën aan de oostzijde van de Zaan zouden verkrijgen, en meenden gelijke aanspraak te mogen maken op het gedeelte straat, dat gelegen is tusschen het groote Glop en de noorder valbrug. Immers ik lees in meergemelde akten: 26 Aug. 1655. Comparuerunt Rosantius cum suis et Schoenius cum suis. Auditis partibus resolutum quod, pro hoc tempore, terminus Rozantii extremus sit mola farinaria, et terminus Schoenii erit cataracta; eritque intermediis liberum adire utrumlibet; cui resolutioni sese utrimque submiserunt ex Calff: Cees Hein et Cornelius Theodori, et ex Saerdam Claes Boon, Pieter Kaar, Pieter Schrift". Volgens de voorloopige beslissing konden dus de geloovigen, die tusschen beide scheidingslijnen in woonden, kiezen tot welke parochie zij zouden behooren.

Pastoor Schoen schijnt een lastig en nog al doordrijvend karakter gehad te hebben, waardoor hij dan ook al spoedig en meermalen in verschil kwam met zijne parochianen. Reeds op 22 April 1653 luiden de akten van het

« ÖncekiDevam »