Sayfadaki görseller
PDF
ePub

het woord nullus '). De huwelijken waren ten jare 1721 en 1722 nog 9 in getal, daarna 4, eindelijk 2 en ten laatste een of geen.

Verders bemerken wij uit hetzelfde Doopboek, dat hij voortaan bij afwezigheid de kinderen liet doopen door den pastoor van Kromenie, PAULUS SCHOUTEN, die ook tot de jansenistische partij behoorde, of ook te Amsterdam, maar niet meer bij den pastoor van het naburig Kalf.

Wij leiden uit dit alles af, dat de Katholieken allengs pastoor Sluyter verlieten en naar het Kalf te kerk gingen, terwijl slechts een klein getal bij den Jansenist op het Papenpad bleef kerken.

Op 19 Juni 1729 eindigt de hand van Sluyter in het doopboek; en een oud Paaschboekje (in zeer fraaijen roodfluweelen band met twee zilveren sloten), dat in de pastorie der Clerezy op Zaandam bewaard wordt, geeft zijn sterfdag op met de woorden: Hoc anno 1731, 26 Novembris obiit R. D. Gerardus Sluyter."

[ocr errors]

Toen ving er een hevige strijd aan. Het klein getal Jansenisten verlangde een pastoor van dezelfde kleur als de vorige, en koos JOANNES JOSEPHUS VAN DER KLOES, een Amsterdammer, die op het punt stond van priester gewijd te worden, en door den zich noemenden Aartsbisschop van Utrecht sterk scheen aanbevolen te worden als een man, op wien men vertrouwen kon. De Katholieken daarentegen deden hun regt op de kerk ook duchtig gelden, eischten dat zij niet langer zouden gedwongen worden, om naar vreemde parochie-kerken te gaan en elders hunne godsdienstpligten waar te nemen; verlangden daarom een braaf priester die met Rome in gemeenschap stond, en kozen JOANNES DE JAGER, insgelijks een Amsterdammer

1) In de twee achtereenvolgende jaren 1781 en 1782 werd geen enkel kind gedoopt.

[ocr errors]

en pastoor aan 't Kalf. Zij kenden dezen waardigen pries ter en waren verzekerd van in hem een prediker der waarheid en een voorbeeld der gehoorzaamheid te zullen bezitten. Beide partijen droegen den verlangden persoon aan den baljuw van den lande van Bloys voor, opdat deze hem aan de Gecom. Raden der Staten van Holland zou voorstellen, en beijverden zich zeer om door tusschenkomst van invloedrijke personen haren wensch bevredigd te zien. De aartspriester J. van der Steen, een wakker man, die met vaste hand de teugels van bestuur voerde, schreef daarover aan P. C. Hoynck van Papendrecht, vikaris generaal van den kardinaal aartsbisschop van Mechelen. 3 Decembre 1731. Le Janseniste Sluyter est mort à Saardam, on fait bien des efforts pour y placer un prêtre catholique, mais les Jansenistes ne dorment pas: on verra qui gagnera la victoire" ').

Het schijnt intusschen dat de Katholieken te Zaandam de overhand wisten te krijgen, ofschoon de Jansenisten bij de Staten werden voorgetrokken. Dit had ten gevolgen, dat de laatsten aanboden om van der Kloes te laten vallen, mits de Katholieken ook pastoor de Jager niet langer voorstonden; men zou dan tot eene nieuwe keuze overgaan, en wel van een wereldlijk priester, die zich buiten alle twisten zou houden, en ook door de Katholieken als regtzinnig werd beschouwd. Men liet het oog vallen op FRANCISCUS WILLEBRINCK, een Rotterdammer van geboorte en pastoor te Goukade, en zond aanstonds een rekwest op naar de Edelmogende Heeren Gecommitteerde Raden van de Staten van Holland en Westfriesland, om hunne goedkeuring daarop te verkrijgen en de vroeger gedane voordragten als niet geschied te beschouwen. Dit merkwaardig rekwest, dat bewaard wordt op het

1) Bisschoppelijk Archief te Haarlem.

Rijksarchief, geeft een volledig verslag van al het verhandelde na den dood van pastoor Sluyter, waarom wij het hier mededeelen.

Geven reverentlijk te kennen die van de gesamentlijcke roomsche gemeente te Zaandam, en zulckx niet alleen de roomsgezinde maar ook die soogenaemde jansenisten van deselve gemeente, dat bij het afsterven van Gerard Sluyter, der supplianten geweesen pastoor, die van de voors. roomsgezinde partije tot desselfs opvolger hadde gedespicieert den persoon van Joh. de Jager, geb. van Amsterdam, werelts priester, staande jegenwoordigh op het Calf, en de wederpartije den persoon van Joh. van der Cloes, mede geboortigh van Amsterdam, ende de beyde die partijen de admissie van de voorschreven haeren voorgestelden persoon respectivelijck hadden versoght van den baljuw van den Lande van Bloys, waaronder sylieden zijn resorteerende.

„Dat den voorn. baljuw sigh deswegens nogh niet hebbende geuyt, maar, soo de supplianten geinformeert zijn, hem daerover aan UEd. Mogende geadresseert hebbende ten fine om UEd Mogende goetvinden deswegens te mogen verstaen, en mits dien die voors. gemeente alsnogh sonder pastoor sijnde, de voors. twee partijen, de supplianten in dese, ondertusschen en door tusschenspreken van vredelievende persoonen malcanderen eyndelijk hadden verstaen soodanigh, dat ider van hen soude afstaen van derselver voorgestelde persoonen, en dat sy lieden met gemeen concent daertoe een derde persoon soude versoecken, die aan beyde de voors. partijen aangenaem soude mogen wezen, soo als sylieden daeromtrent nu dan oock volkomen eens waeren geworden, en daertoe vervolgens gesaementlyck hebben gedespicieert ende versoght den persoon van Franciscus Willebrinck, geboortigh van Rotterdam en wereltsch priester, en jegenwoordigh pastoor aan

de Goudkay, en welken priester met goetvinden van UEd. Mog. dan ook wel genegen is de gesaementlycke supplianten als pastoor naar behooren te bedienen.

"

.

Waaromme soo keeren de supplianten haar tot UEd. Mog. ootmoedelyck versoeckende dat der supplianten voors. overeenkominge UEd. Mog. welgevallende, het wijders magh sijn UwEd. Mog, goede geliefte, den voorn, baljuw van den Lande van Bloys te ordonneren, den voorn. Franciscus Willebrinck, reeds hebbende voldaen aen het ge. requireerde bij UEd. Groot Mog. Plakaat van den 21 September 1730 en specialyck het III artikel van dien, tot der supplianten pastoor in plaetse van gemelden overledenen Gerard Sluyter als naer gewoonte te admitteren. 't Welk doende," etc.

[ocr errors]

Den 6den December gaven de Gecommitteerde Raden de gevraagde toestemming en keurden goed dat Willebrinck als pastoor te Zaandam kerk en pastorie in bezit nam, Reeds den volgenden dag gaf de aartspriester daarvan kennis aan den groot-vikaris te Mechelen, hem vol vreugde schrijvende: 7 Decembre 1731. La Victoire est à nous: Mons. Willebrinck est admis par les Gecom. Raden pour être curé à Saardam. Mr. Berchman 1) en est enragé; mais il ne nous mordera pas; aparemment je devrai essuier une belle reprimande du grand pensionaire, eh, cela passera, mais Mr. Willebrinck restera à Saardam" ). Pastoor Willebrinck werd door een roomsche en een jansenist van Goukade afgehaald, en deed met veel plegtigheid en tot algemeene vreugde van de gansche gemeente zijne intrede in Zaandam. De roomsche boeren gaven 300 gulden aan het jansenistische kerkbestuur, om die aan den Baljuw als een geschenk aan te bieden; en allen dankten God, dat nu weder vrede en

2

1) De jansenistische aartsbisschop van Utrecht.

2) Bisschopp. Archief te Haarlem.

Bijdragen Gesch. Bisd. v. Ilaarlem.

9

eensgezindheid onder de geloovigen van Zaandam waren teruggekeerd.

Ten einde in het vervolg alle twist te voorkomen en aan niemand eenigen aanstoot te geven, werd bepaald, dat voor niemand van beide partijen, die tijdens de scheuring was gestorven, in het openbaar in de kerk zou gebeden of het H. Misoffer opgedragen worden; immers voor de jansenisten mogt pastoor Willebrinck het niet doen, en om des vredes wille zou hij ook geen roomsche openlijk aflezen.

Geen veertien dagen echter duurde de vrede. De hoofden der jansenisten waren woedend, omdat deze Statie, die hun reeds had toebehoord, was verloren gegaan, en besloten alle middelen in het werk te stellen, om het geleden verlies te herwinnen. De Staten zouden hun pogen wel ondersteunen, en des noods met geweld den pausgezinden pastoor weeren, daarvan waren zij zeker; doch ook de kleine kudde, die hun had toebehoord en nu gemeene zaak met de roomschen scheen te maken, moest tot andere gedachten gebragt, en er toe overgehaald worden, om den nieuwen pastoor als een oproermaker bij de Staten te verklagen. De aartsbisschop der Clerezy, Berchman Wuytiers, nam die edele taak op zich, en begaf zich oogenblikkelijk naar Zaandam om de gemoederen op te ruijen. Dit ging echter niet gemakkelijk, daar de roomschen verre de meerderheid bezaten, en de voornaamsten alsmede het kerkbestuur der jansenisten tevreden waren over den nieuwen pastoor; zoodat slechts een zeer klein getal van de onaanzienlijksten een gewillig oor leende en zich bereid toonde om het onedel werk op touw te zetten. Onvoldaan keerde de aartsbisschop naar Utrecht terug, en zond onmiddellijk zijn knecht naar Zaandam, om op harder en ruwer wijze te handelen, om te dreigen en te dwingen, en luide de geloovigen aan

« ÖncekiDevam »