Sayfadaki görseller
PDF
ePub

AANTEEKENINGEN

BETREFFENDE

DE LEYDSCHE PASTOORS SEDERT DE HERVORMING" TOT AAN DE HERSTELLING",

VAN 1557 TOT 1857,

DOOR

Dr. J. D. FRENAY.

Hoe wenschelijk zou het zijn, dat, als eerste grondslag tot eene werkelijk katholieke kerkgeschiedenis in het Nederland der drie laatste eeuwen, aan alle Pastoriën der vijf Bisdommen al vast uit de voorhanden schriften en overleveringen eene naauwkeurige lijst werd gemaakt van de geestelijken, die de gemeenten bediend hebben! J. A. ALB. TH.

Vóór de Hervorming" waren er te Leyden 3 parochiekerken: van St. Pieter, staande onder het beheer der Duitsche orde te Utrecht, van St. Pancras, zijnde een collegiale kerk met een kapittel van 24 kanunniken, en ten derde van O. L. Vrouwe.

COMMANDEURS VAN ST. PIETER.

JOACHIM JANSSEN.

Zoo noemt hij zichzelven in zijn smeekschrift aan den koning Philips, van den 10den Dec. 1559, houdende verzoek zijn convent met geene nieuwe lasten te bezwaren, en medegedeeld door v. Heussen in zijne Hist. Ep. Ult. dl. I. pag. 453. col. 2. Orlers in zijne Beschr. der Stadt Leyden. Anno MDCXLI. bl. 102, noemt hem Joachim Jansz.

Hij was de 19° commandeur en regeerde 20 jaar van 1546 tot 1566, in welk laatste jaar hij den 6 November overleden is. Hij heeft dus nog het begin der geloofs

verandering te Leyden beleefd; want volgens het oud chronijkje, medegedeeld door Orlers, bl. 554, is in dat zelfde jaar 1566 den 25 Augustus op een zondag het eerste rumoer van den beeldenstorm in de St. Pieterskerk aangevangen door Smijtgen bij nacht en door Vos; hetwelk den volgenden dag aldaar en in het klooster der Minderbroeders is voortgezet. Nadat dien ten gevolge de godsdienst-oefening 26 dagen, d. i. van den 26 Augustus tot den 20 Sept. had stil gestaan, werd er den 21 Sept. op den feestdag van den H. Mattheus en den 22 daaraan volgende, zijnde een zondag, weder Hoogmis gedaan, hetwelk echter terstond daarop verboden werd. Na nogmaals 29 dagen stil gestaan te hebben, werd den 10 November, dus 4 dagen na het overlijden van den commandeur Joachim Janssen de oude godsdienst-oefening weder opgerigt.

ARENT DIRCXSZ. BOCKENBERGH.

Aldus wordt hij genoemd bij Orlers, bl. 102. v. Heussen noemt hem (Hist. Ep. Ult. dl. I. pag. 453. col. 2) Arnoldus Theodori Bockenberch, en v. Rijn (Oudh. v. Rhijnl. bl. 47) somtijds: Arent Dirkszoon van Bokkenberg. Zijn bijnaam was volgens v. Heussen (Bat. Sacr. dl. II. pag. 252 col. 2), van der Goude, seu Goudanus. Op zijn afbeeldsel, hetwelk nog tegenwoordig bewaard wordt in eene der scholen van de inrigting van liefdadigheid voor katholieken te Leyden, staat te lezen: Heer Arnold Theodor Vander Goude Commandeur Die Was De Leste Pastoor Van St. Pieters Kerck Tot Leyden Anno 1572.

Hij is de 20 en laatste catholieke commandeur van St. Pieter geweest en na eene 26-jarige regering in 1529 overleden. Den 3 Febr. 1569 (zie Orlers bl. 559) is hem opgedragen het onderzoek van de schoolmeesters zijner

parochie. Lang heeft hij zich echter in den bloei der ca. tholieke godsdienst niet mogen verheugen; want reeds den 7 Julij 1572 (zie bl. 564) zijn hare kerken te Leyden voor altijd voor hem gesloten. Wat is er van hem na dien tijd geworden? Hoe heeft zich die laatste catholieke commandeur van St. Pieter gedurende de 20 volgende jaren zijns levens gedragen?

v. Heussen verhaalt (Bat. Sacr. dl. II. pag. 263. col. 1) dat, toen Paulus de Goede na de Hervorming" het eerst de catholieken te Leyden bediende, hem werd toegevoegd als ambtgenoot: Arnoldus, vulgo dictus heer Arye. Ik vermoed, dat deze dezelfde is als de commandeur Arent Bockenbergh. Dit vermoeden steunt op de volgende gronden: 1° Zij droegen beiden denzelfden naam; de commandeur heette Arnoldus, in 't hollandsch: Arent, de ambtgenoot van de Goede heette Arnoldus, in de wandeling Arye; 2° Zij hadden denzelfden titel; op het schilderij van den commandeur staat: heer Arnold en de medehelper van de Goede heette : heer Arye; 3° Zij leefden in denzelfden tijd onmiddelijk na „de Hervorming"; 4° Zij woonden in dezelfde parochie, de commandeur vóór de Hervorming" natuurlijk in het commandeurshuis ten zuiden en heer Arye na de Hervorming" bij het gevangenhuis ten noorden van St. Pieter; 5° heer Arye was geen kapellaan, die bij zijn pastoor inwoonde, integendeel Paulus de Goede woonde bij zijn socius of ambtgenoot; 6 Het is opmerkelijk, dat van de pastoors dier tijden alleen afbeeldsels bestaan van den commandeur en van Paulus de Goede; indien de commandeur niet verschilt van heer Arye laat zich de gelijktijdigheid dier afbeeldsels gemakkelijk verklaren; 7°. Ook mag men niet vergeten, dat volgens v. Heussen (Bat. Sacr. dl. II. pag. 263. col. 2. en 270. col. 1) Rumoldus en Roverius, welke Paulus de Goede en heer Arye in hunne bediening op

volgden, bij hunne aanstelling de een tot pastoor van St. Pieter en de ander tot pastoor van de H. Maagd Maria benoemd werden.

Het eenigste, wat tegen dit vermoeden zou pleiten, is, dat het naar v. Heussens woorden den schijn heeft, dat bij de aanstelling van Rumoldus in 1606 heer Arye nog leefde, terwijl de commandeur Arent reeds in 1592 overleden was. Doch waarom zou dat geene vergissing van v. Heussen kunnen zijn, ontstaan uit gebrek van naauwkeurige bescheiden? Om tot eenige zekerheid daaromtrent te komen zou men de door v, Heussen aldaar aangehaalde Relatio Jac. Ephes. pag. 187 moeten kunnen raadplegen. Zeker is het, dat de Goede toen nog leefde, en niet onmogelijk, dat hetgeen van den een gold, door v. Heussen bij vergissing op beiden is toegepast.

DEKENS VAN ST. PANCRAS.

RAZO DE TRESLONG.

Zoo wordt hij genoemd in eene notariele acte, door hem als deken uitgevaardigd den 1 Maart 1569, en medegedeeld door v. Rijn in Oudh. v. Rhijnl. bl. 119; v. Heussen noemt hem (Hist. Ep. Ult. dl. I. pag. 457 col. 2) Razo de Treslonge of Erasmus van Treslonge. Hij was reeds kanunnik in 1542,

In 1572, in welk jaar op den 7 Julij de kerken te Leyden gesloten zijn, zou hij nog eenige ordinantiën aan het St. Pancras-kapittel hebben voorgeschreven. Indien er in dat jaartal geen fout is, dan moet hij in 1570 door een ander tijdelijk vervangen zijn geweest; want in 1570 was er volgens het kronijkje bij Orlers bl. 561 een andere deken van St. Pancras, n. 1.

ADRIAEN PROVESOOR.

Zijn naam: Provesoor was slechts een toenaam; want volgens v. Heussen (Bat, Sacr. dl. I. pag. 19) werden

de dekens ook provisores genaamd van providere, omdat zij het opzigt hadden over de kanunniken.

Deze Adriaen Provesoor, deken van St. Pancras, zou volgens denzelfden v. Heussen (Hist. Ep. Ultr. dl. I. pag. 465, Col. 1) tevens pastoor geweest zijn van O. L. Vrouwe; hetgeen mij zonder stellig bewijs niet zeer aan ́nemelijk voorkomt. Dat er ten opzigte van de jaartallen en de personen, in de Bat. Sacr. vermeld, veelvuldige fouten voorkomen, is bekend en door den schrijver zelven in de voorrede vóór zijn tweede werk erkend; dewijl hij aldaar verzekert zich moeite gegeven te hebben die fouten zoo veel mogelijk in dat tweede werk te verbeteren. Ten opzigte van Adriaen Provesoor is hij daarin echter niet gelukkig geslaagd. Want in Bat. Sacr. dl. II. pag. 257. col. 2. had hij als laatste pastoor van O. L. Vrouwe opgegeven Dominus Cornelii in 1562 en in de Hist. Ep. Ultr. dl. I. pag. 465. col. 1. voegt hij achter dien laatsten pastoor nog: A. 1570, D. Adriani, provisor ac capituli decanus pastor erat ad S. Mariam ex vet. chron. M. S.; hetwelk door v. Rijn (Oudh. v. Rhijnl. bl. 181) aldus vertaald wordt. Volgens een oud ongedrukt kronijkje heeft heer Adrianus provisor en deken van 't kapittel, de pastory van de Vrouwen-kerk bedient in 't jaar 1570.

"

Tot staving van dit pastoorschap haalt v. Heussen uit dat manuscr. het volgende aan (pag. 465. col. 2): 1 Augusti [1570] die vinculis S. Petri sacra, rursum in D. Petri æde sacra Diploma publice lectum, Fratre Florentio iterum dicente ad populum. Similis remissio iis qui coetus novelli dogmatis sectatorum adiisset, coenam ex eorum ritu sumpsisset, ab iis baptisatus aut matrimonio junctus fuisset, publice annuntiata 17. Sept. incidente in Dominicam; 7. Octobris destinatus in id Dnus Adrianus Provisor, Decanus Capituli, & D. Virginis Bazilica Curio"; welk laatste door v. Rijn (bl. 188) aldus wordt weergegeven:

« ÖncekiDevam »