Sayfadaki görseller
PDF
ePub

toesicht en neempt, zoo soude daerdoor lichtelycke oproericheyt in 't land mogen commen ende wij zouden wel mogen overhoop leggen ofte diergelycke woorden in substantie. Ende was geteyckent met zeecker merk daerby gescreven stondt Dit es het merck van den voors Thoenis Pietersz. F. CRIEP. 1608.

F. DE CONINCK.

Uit de Crimincele Papieren: R. A.

A. VAN LOMMEL, S. J.

EEN HAARLEMSCH BAGIJNTJE.

In het jaar 1463, 4 December werd uit den kerker des ligchaams verlost Aleyt, Simon Raets dochter. Deze maagd, als door God bemind, is meer dan 30 jaren lang met verschillende kwalen en smarten gekastijd geworden, terwijl zij in lijdzaamheid hare ziel bezat. De faam van haar ging uit door heel de streek, en zij had grooten toeloop van voorname lieden van beider kunne, zoo geestelijke als wereldlijke, voor wie zij in twijfel en wederwaardigheid eene bijzondere troosteres en raadgeefster is geweest. In haar memorie heeft de tegenwoordige kerk eenen kelk en het beste missaal van de vier. Zij had namelijk in hare kamer dagelijks de H. Mis gedurende meer dan 20 jaren; haar naam zij bij God bekend gelijk bij de menschen. Amen.

Men zegt, dat ook Vrouwe Jacoba, gravin van Holland, toen zij door haren neef Filips de goede verdrukt werd, zelve bij haar geweest is om raad en troost.

Aldus eene Latijnsche aanteekening in het archief van het Bagijnhof

te Haarlem, van de hand van Pastoor JASPER PIETERSZ STOLWYCK.

JAN ALBERT BAN.

Vondel heeft een lofdicht geschreven ') op de Zangkunst van Heer Joan Albrecht Ban". Wie was deze toonkunstenaar? De dichter zegt ons alleen, dat hij te zoeken is bij de Blink en het Sparen, alzoo te Haarlem; maar indien wij meenden, hem daar te zullen aantreffen in den tabbaard van den regtsgeleerde, zooals de Heer van Lennep 2) ons zou doen gelooven, dan kwamen we niet teregt. Wij zullen hem, in de priesterlijke toga, onder de Haarlemsche geestelijkheid vinden. Met dien man nu wenschen wij den belangstellenden lezer nadere kennis te doen maken, daar Ban zulks dubbel verdient én om de voorname plaats die hij als Geestelijke inneemt, én om zijn verkeer met vele personen uit den bekenden Muiderkring, én om zijnen letterkundigen maar vooral muzikalen arbeid.

Jan Albert Ban (Bannius) werd a° 1597 of 1598 te Haarlem geboren uit een geslacht ), dat volgens zijn eigen getuigenis, sinds meer dan drie eeuwen tot de aanzienlijkste der gemeente behoorde. Volgens hetgeen berigt wordt door Catharina Jans Oly ), die Jan Al

1) De Werken van Vondel door Mr. J. van Lennep. II. pag. 160.

2) En na hem nog de Heeren: TIEDEMAN: Jan Pietersz. Sweelinck Biograf. schets pag. 5, en JONCKBLOET: Geschied. der Nederl. Letterk. Gron. 1870 II. pag. 29. Beter ingelicht is Prof. MOLL. Navorscher Jan. 1872 pag. 31. 3) Verg. Nav. Jan. 1872 pag. 31.

4) Haarlemsch klopje, geb. 1585 1651. Zie over haar en over hare Levens der maechden in den Hoeck te Haarlem": de Katholiek, Mei 1872 pag. 284.

bert en velen van zijne familie persoonlijk gekend heeft, woonde zijn grootvader JAN ALBERTSZ. BAN, op het Sparen in de brouerie van 't Zeepaert"') en werd meermalen in de wet verkozen. De ouders van onzen Ban: ALBERT JANSSEN BAN en CORNELIA MATHIJSEN hadden met veel tegenspoed te kampen en geraakten in het tijdelijke zeer achteruit 2), zóózeer dat de moeder, weduwe geworden de brouwerij verlaten moest. Bannius zal zijne studien waarschijnlijk te Keulen of te Leuven gemaakt hebben; niets echter is ons hierover gebleken. Het eerste berigt ontmoeten wij a' 1624, 17 Octob. 3) Het schijnt dat er toen spraak was van zijne benoeming tot kapellaan (Sacellanus curatus) van Haarlem. Zeker was hij het reeds in 1628, zooals blijkt uit eene overeenkomst van den 12 September over de geestelijke bediening der stad, gesloten tusschen den Pastoor en de vier Saceilani curati der Kathedraal en Parochiekerk van Haarlem ter. eenre en den Pastoor van het groot Bagijnhof ter andere zijde. Het stuk is door hem ook officieel geteekend den 19 daaraanvolgende, als Notarius apost. ac judex ordinar. terwijl zijne onderteekening ons tevens meldt dat hij juris utriusque Doctor was. Reeds in 1626 was hij tot Notarius apostolicus benoemd. Creatus 24 Maji, in camera notariorum" ").

Ter aanvulling der vakature, in het kapittel ontstaan door den dood van den kanunnik Crucius werden, op 26 Junij 1628, kandidaten voorgesteld onder welke ook Bannius zich bevond. Op 5 December daaraan volg. werd

1) Op de lijst der brouwerijen, aanwezig tijdens AMPZING (1628) komt het Zeepaard niet meer voor. Welligt draagt de Bannesteeg op het Donkere Spaarne naar de familie den naam.

2) Verdere genealogische bijzonderheden in Bijlage A.

3) Brief van den Vic.-Apost.

4) Chronolog. Epatus Harlemensis.

hij tot Kanunnik gekozen en den 6 Julij van het volgende jaar door den Vicarius apostolicus zelven geinstitueerd. Hij is echter niet tot het eind zijns levens kanunnik gebleven. Op het jaar 1642 vinden wij aangeteekend, dat Ban aan zijn kanonikaat gerenonceerd had. Redenen waarom, hebben wij niet kunnen achterhalen. Welligt kan de zwakke gezondheid zijner laatste levensjaren hem tot dat besluit gebragt hebben. Maar opmerkelijk is het, dat ook zijn Collega Blommert ontslagen wenschte te worden. De kanunniken besloten, de schriftelijk door hen ingediende renonciatie niet aan te nemen (non acceptari per dissimulationem) maar twee uit hun midden tot hen af te vaardigen, die hen zouden voorstellen om de kapittel-vergaderingen te blijven bijwonen ') (utrum placeat comparere in conventibus capitularibus sine publico gravamine nominis canonicorum). Op 10 Sept. 1642 waren zij ontslagen, maar toch besloot het kapittel de benoeming van twee nieuwe kanunniken vooreerst nog uit te stellen. Eerst op 5 Febr. 1643 werd besloten twee nieuwe leden te verzoeken.

Op 11 Januarij 1630 was de Pastoor van het Haarlemsche Bagijnhof gestorven, en de Bagijnen, naijverig op haar privilegie van zelve haar pastoor te kiezen, kozen Bannius nog dienzelfden avond omnium suffragiis eadem die qua obiit R. D. Gerardus de Witte cognatus meus, scil. xj Jan vesp. hora 10, cum cognatus expirasset hora circiter 9". Op 5 Febr. werd Ban als Pastor Begginagii geintroduceerd. 2)

Alhoewel het Bagijnhof door alle troebelen heen in

1) Acta Capituli, 2 April 1642.

2) Nog in October van dat jaar woonde Ban niet op het Bagijnhof maar op de Baken essegracht in St. Anna. Een brief echter van 5 Julij 1633 is aan hem geadresseerd op het bagijnhoff nevens de port in S. Jansstraet".

stand was gebleven, zoo waren toch tijden en omstandigheden niet weinig veranderd, sedert de oude Handvesten en Privilegiën, Ordonnantien en Regulen (ais 1356, 1389 en 1408) gegeven waren. Herziening van die Regelen was noodig, en zij bleef onder het bestuur van Bannius niet lang uit. In het volgend jaar 1631, 3 April gaf hij zijne Regulen ende Handvesten" onder den volgenden aanhef: Jan Albert Ban, Doctoor inde beijde rechten, "Pastoor ende persoon van den Grooten falybeggijnhoff der stede Haerlem, onse lieve ende welbeminde in "Godt de Meesterssen Raedts vrouwen ende gemeijne Beg"gijnen van onsen Hoove, Saligheyd ende alle goedt". In eene Voorreden" berigt hij als volgt:

[ocr errors]

"Ende gelijck het biijckt, dat bij verloop des tijdts, de werelt wende menschen met alle menschelijcke dinghen veranderen, de "goeden wetten ende Regulen mede door vergetelheydt of sloftheyt der menschen vervallen.... soo ist, dat wij, censdeels van "ons Pastorael ampt ende ter anderen op uw gemeijn versoek hier "op aen ons gedaen, onse beggijnhoven met alle de beggijne "ende machde die nu sijn oft namaels comen moghen, soeckende "te bewaeren, ende te voorderen, ter eeren Gods ende tot zielen "salicheijt, aennemende alle reformatie van het heijlich Concilie "van Trenten, de oude Handvesten, regulen ende ordonnantie "van desen hove te samen vergadert hebben, ende die selffde nacr "den eijsch van de tegenwoordige tijt, volgens de gehoorsaemheijd "van de Heijlige Roomsche Stoel, mitsgaders het gebodt ende "verbeteringe van het H. Concilie van Trenten, verandert, verbetert ende bequaem gemaeckt hebben voor onsen Hove ende "Beggijnen, om onder het gebiedt van den Doorluchtigen ende "Eerwaerdichste Heere den Bisschop van Haerlem, van nu aen "ende in naevolgende tijden op onsen Hove ende bij onse beg"gijne achtervolcht ende onderhouden te worden, als blijckt in "naevolgende Capittelen".

Volgen 17 Kapittels.

« ÖncekiDevam »