Sayfadaki görseller
PDF
ePub

5 Sept. Querelae depositae apud Nuncium Fabium 1633 contra L. Marii personam per ignotum N., uti et apud Illustrissimum Mechliniensem citraque (V. litteras speciales).

14 Sept. etc. Nortwijcae introductus primus deservitor D. Adrianus van der Aa, secundum litteras descriptas ab Amplissimo Domino Mario cum consensu curatorum, quae 11 Maji anno sequenti confirmatae.

11 Oct. Harlemi acceptata Sodalitas Gratiae S. Willebrordi et Bonifacii.

19 Oct. D. Florentius Alcemadius resignavit canonicatum Harlemensem, eique substitutus Dominus J. N. Bannius anno sequenti 26 Apr.

Jispae datus primus ordinarius residens D. Jac. Rosant.

10 Feb. Illmus Rovenius admittit P. Cornelium Jansse 1634 Praedicatorem certis articulis et Schagam mittit pro subsidio, postquam ab Aug. anno sup. sollicitasset importune (V. litteras speciales); cui ultima Junii substitutus D. Arator, Ordinis Oratorii.

21 Apr. Urbanus Papa Jubilaeum universale extendit pro Belgio.

Hoc anno avocato P. Tirino superiore Sociorum, submissus P. a Marca, certo loco sedem non figens, ut tamquam visitator solum non Superior exemptus haberetur a potestate Illmi Rovenii, cum tamen conciones haberet pro libitu suo.

Socii colligunt testimonia laicorum, petentium curam animarum suis locis ipsis tribui et plures una civitate residere (V. Acta communia 18 Jul.)

20 Oct. Urbanus Papa tollit abusus, Indulgentias applicandi animabus defunctis per medallias.

18 Nov. D. Stravius Pronuncius sententiam fert pro P. Societatis Theodoro Enchusae admittendo, non obstante sententia contra lata in eodem foro. Centra quam Illmus Rovenius cum Decano prohibet eum recipi Enchusae;

1634 quod mandatum curatoribus insinuatum die 14. Et in Febr. anno sequenti sententiae iniquitas ostensa illi per DD. L[eonardum Marium] Praepositum et J. A. Bannium, qui Bruxellas ex commissione excurrerunt: ipse tamen sententiam revocare renuit.

Similiter idem Stravius admisit Wesopiae Socium contra concordata, reclamante Illmo Rovenio et Capitulo Harlemensi.

....

1635 19 Mart. Congregatio de Propaganda mandavit, concordata rigide servari et contra-acta reparari; quae sententia Enchusanis insinuata 20 Dec.

Nomine Sanctissimi [Congregatio] dat facultatem Illmo Rovenio nominandi Vicarium subsidiarium et successorem; facultates ipsius extendit ad plures annos.

24 Jun. Lovanium a Gallis et Hollandis oppugnatum frustra; defendente Cardinale Austriaco Brabantiam divina ope.

6 Oct. Urbanus Papa dat Indulgentias plenarias Belgio; similes aliis regnis et provinciis, et hae anno sequenti Dominia I Quadragesimae participatae sunt Harlemi, extra Harlemum in festis Natalitiis usque ad Regalia ') inclusive.

J. J. GRAAF.

1) Van Kersmis tot Driekoningen?

DE SINT BONIFACIUS-PAROCHIE

TE

ZAANDAM.

I.

De trouwe kinderen der H. Roomsche Kerk ZOO eindigden wij onze historische schets der parochie van de H. Maria Magdalena te West-zaandam — verlieten bij de komst van van der Kloes met bloedende harten de kerk op het Papenpad, die zij hadden gebouwd, en gingen voortaan weder naar Sint Maria Magdalena aan 't Kalf, waar pastoor de Jager hen met vaderlijke liefde ontving en verzorgde en bemoedigde. Lang en moeijelijk was hun kerkgang, vermoeijenis en opoffering eischte hun trouw aan de Kerk, vijftig jaren lang moesten zij als verstootelingen ronddwalen: maar dan ook zal de Heer van barmhartigheid en liefde genadig op zijne trouwe kinderen nederzien, en hen op nieuw vergaderen, en onder de hoede van den H. Bonifacius in een nieuw en eigen bedehuis rondom het H. Sacrament vereenigen.

God bedient zich vaak van de kleinste, geringste, ja zelfs nietswaardige gebeurtenis om iets groots tot stand te brengen; en zoo gaf een klein en afschuwelijk dier de ongezochte aanleiding tot het stichten der nieuwe paparochie van Sint Bonifacius te Oostzaandam.

Zekere Gondsberge zoo luidt de traditie en wordt u nog door ouden van dagen verhaald — zekere Gondsberge, die rijksambtenaar en protestant was, had in het voorjaar van 1784 zondags onder kerktijd een buitengewoon groote rat gevangen, en liep vol vreugde naar

zijn buurman, Pieter Machielse, met wien hij vriendschappelijk verkeerde, om hem het wonderdier te toonen. Machielse was niet te huis; hij was met velen, als naar gewoonte, per schuit naar 't Kalf gevaren om de H. Mis te hooren. Het viel onzen ambtenaar moeijelijk het geduld te bewaren, want het duurde verbazend lang eer de Oostzijders van hun kerkgang terugkeerden. De halve zondag ging er mede heen. Eindelijk kwam Machielse te huis en spoedde zich naar zijn verheugden buurman om getuige te zijn van de goede vangst. Maar Gondsberge kon het niet verzwijgen, dat zulk een verre reis, door weer en wind, vooral in den winter, om zijne godsdienst waar te nemen toch veel te veel gevorderd was van zoo veel honderden als te Oost- en West-zaandam woonden, en niet bij den jansenist op het Papenpad konden of mogten ter kerke gaan; en eindigde met de vraag:

"Waarom vormt gij geen eigen gemeente hier op Zaandam ?"

Wie zal dat aanvragen? wie zal dat durven ondernemen?" was de wedervraag,

"De voornaamsten van de roomschen,' antwoordde Gondsberge, moeten zich vereenigen, en aan de Gecommitteerde Raden een verzoekschrift tot het bezitten van eene eigene kerk opzenden, dan zal ik van al mijn invloed in den Haag gebruik maken, om uw billijk verlangen te ondersteunen."

Vol hope ijlde onze Machielse naar den rijksten en voornaamsten roomschen koopman van Zaandam, den Heer Cornelis Schermer, die aan het hoofd stond van het kantoor Deweduwe Jan Schermer en Zoonen, en verhaalde wat zijn buurman hem had gezegd, aangeraden en beloofd.

Cornelis Schermer was nog jong, en aan het hoofd geplaatst van een aanzienlijk koopmans-kantoor, beschouwde

hij zich ook als het hoofd der katholieken van Oost- en West-zaandam, en nam gretig de gelegenheid waar, om zich bij zijne geloofsgenooten verdienstelijk te maken. Hij riep de voornaamste katholieken bijeen, en stelde voor eene commissie te benoemen, die naar den Haag zou afreizen, om te beproeven de vergunning van eene eigen kerk te verkrijgen. De eerste post van uitgave in het oudste rekenboek luidt dan ook:

„2 Maart 1784. Na 's Hage geweest tot het versoeke van een kerk en terug... f 47-3-8."

Te 's Gravenhage gaf men de zaak in handen van den procureur Mathijs van Son Hendrikz., die de rekwesten opstelde en in alles voor de belangen der commissie bij de Gecommitteerde Raden optrad. Schout en baljuw werden, blijkens het rekenboek, meermalen bezocht, en beloofden, met uitzigt op zekere bepaalde som, gunstig advies; zelfs den dienaars van den baljuw werd een fooij gegeven" van vier gulden en een half; zoodat het, bij den invloed, dien Gondsberge in den Haag bezat, geen wonder mag heeten, dat de Gecommitteerde Raden een gunstig besluit namen.

Den 23sten September 1784 werd de vergunning verleend van een eigen kerkehuis te mogen bouwen en een eigen pastoor te bezitten, Procureur van Son gaf daarvan 25 September kennis aan Cornelis Schermer, er bijvoe gende:

"Zo drae de plaets bepaelt is waer het Kerkenhuis zal gestelt worden, gelieve UwEd. den teekening der platte grond, voor en agtergevel met de zijd muren en dak te doen maken en mij over te zenden, om daer op alhier approbatie te vragen, en als 't zo ver is, dat UwE een Pastoor heb, dan zijn zending en Doopcedul om d'admissie te verkrijgen, en indien uwe gemeente ondertusschen dat de kerk getimmert wordt, een Noodkerk in

Bijdragen Gesch. Bisd. v. Haarlem, le Deel.

23

« ÖncekiDevam »