made, de eerste gehuwd met N. van de Vecht (zie boven, blz. 375), de tweede met eene Gravin van Egmont van der Nieuwburch, beiden woonachtig op den huize Lewenburch bij den Haag. Op Waalwijk: een Baron van Leefdael, getrouwd met eene Gravin van Egmont van der Nieuwburch, wonend in den Haag.

Eindelijk, in een doop- en trouwboek, door het beroemde Jesuieten-klopje Dina Noordyck,

Ons Dina, wijs en godtgezint,

Gezelschap zoekt, dat Jesus mint...

en pater Petrus Laurens, den Krijtberger, geschreven, komen telkens voor: Maria en Baelichgen (Balduina of Barbara) v. Alkemade, zusters van Wouter en nichten der paters Henricus, Joannes en Theodorus, welke laatste in de groote St. Laurens en Mathias-kerk te Alkmaar, tegenover den preekstoel, begraven ligt en aldaar rust naast zijn ordebroeder Petrus Plemp, die insgelijks in 't schip dier kerk ter aarde werd besteld.

Wel mogen ze aanspraak maken op al onzen eerbied en al onze dankbaarheid die Haagsche en Amsterdamsche familietakken van hetzelfde geslacht, waarvan de eerste een zoon en twee geestelijke maagden, benevens hare tij -delijke schatten de tweede, hare woning en vijf of zes ijverige zendelingen aan de Kerk van Nederland schonk in de dagen der zwaarste beproeving.

Zou, behalve in de familie van den Zuid-Nederlandschen Burggraaf Roest d'Alkemade [die bij de verheffing der overblijfselen van Vondel') blijk van belangstelling ge

1) 't Is bekend dat het graf, in de nieuwe kerk, waarin de groote Joost van den Vondel begraven werd, toebehoorde aan zijn vriend den katholieken Pieter Blesen, van Glabbeek, wiens zoon Hendrik een Jesuiet, wiens zuster Helena een Jesuieten-klopje, wiens andere zuster Joanna een Amster

geven heeft in het land en den roem zijner vaderen] niet nog heden het geslacht voortleven in de vele katholieke Alkemaden, welke men, vooral in Zuid-Holland, op het platte land zoo vaak aantreft? Het staat immers vast dat de Edelen, die aan 't katholiek geloof getrouw bleven, „gedeeltelijk vervielen tot het boerenbedrijf en de boerenbeschaving". 1)

In 't nevengaand geslachtsregister heb ik de geestelijke niet allen echter zijn hier opgenomen - cursijf personen laten drukken. 2)

Seminarie Kuilenburg,

St. Franciscus Xaverius-dag 1872.

H. J. ALLARD.

damsch begijntje was. Den 3den Aug. 1773 is dat graf overgeboekt en gesteld ten name van Denis Adriaan Roest, als in huwelijk hebbende Maria Blesen, wier zalige gedachtenis nog heden wordt gehouden op 't Begijnhof. Den 2den Mei 1805 kwam het ten name van Denis Adriaan Roest van Alkemade, en ten zelfden dage op de namen Theodorus Josephus en Ludovicus Franciscus Maria Roest v. Alkemade. Den 5 Febr. 1812 is het overgebracht op Françoise Angelique Gilles, Douairière [Arnout] Roest van Alkemade op welken naam het nog heden staat. (Zie J. v. Lennep de werken van Vondel XII. blz. 69.)

1) J. A. Alberdingk Thijm in de Dietsche Warande VIII. blz. 202. 2) Al het vorenstaande was reeds gedrukt, toen een vriendelijke hand mij het op blz. 101 vermelde portret van Hendrik van Alkemade vereerde. 't Is een borstbeeld, rechts gekeerd in ovaal, het monogram I.H.S. boven, en beneden het op blz. 376 beschreven wapen der Alkemaden dragend. Het vierregelig bijschrift luidt :

Quem sibi Relligio teneris sacravit ab annis,
Inque suum Sanctum πvevμa vocavit opus,
Sic vultus sic cana refert Alcmadius ora:
Candida mens intus cum Pietate nitet.

R. CYGNEUS cecinit.

**) Verg. De Katholiek 1856. I. blz. 234, waar Philip Jan Cavellier van Adrichem met Arnout Roest v. Aik. onder de achtbare mannen optreedt, die *) Door Vondel bezongen. Van Lennep VI, 747. in 1782 het R. K. Jongens-Weeshuis te Amsterdam wisten te redden, ***) Zie de D. Warande VIII tegenover blz. 55.

Jacob G. {16 Sept. 1694 Agatha de Blois.— twee zoons.

Barbara de S. geb. 19 Juli 1652.
Philippe de S. geb. 10 Dec. 1650.

SASSENHEIM, LISSE, WARMOND EN VOORHOUT
NA DE REFORMATIE.

Te Warmond, Sassenheim, Voorhout en Lisse, is pastoor de te Sassenheim wonende Engelbertus, een West#phaler; hij is de opvolger van Johannes de Hoogh S. "Th. B. F., die als slagtoffer viel in den dienst der pest„lijders”. In die weinige regelen geeft ten jare 1656 de derde onzer Apostolische Vicarissen, Jacobus de la Torre te kennen, hoe de katholieken, die destijds in dien wijduitgestrekten oord zich ophielden, in het geestelijke verzorgd werden. Uit de getuigenis zelve van dien Westphaalschen priester schertsend Pompernikkel bijgenaamd bleek ons, dat zijn ware naam is, ENGELBERTUS ROXELIUS; dat hij te Munster geboren in of omtrent 1603, tegen Allerheiligen van het jaar 1635 alhier was aangekomen als zendeling en opvolger van JOHANNES DE HOOGH S. Th. B. F., of ALTIUS, die den 2 Nov. van laatstgen. jaar was afgestorven. Altius was alhier slechts ruim vier jaren werkzaam geweest, en is te houden voor den eersten priester, die na de Reformatie met den titel van pastoor met de zorg dezer streek meer bepaald belast was. Dit blijkt uit het gezegde in de Tabula Chronologica op pag. 346. dezer Bijdragen: 1 April 1631. Sassemii primus ordinarius introductus Joes Altius' Zie ook het Necr. Harl. in de Katholiek LX. pag. 74, waar hij pastor in Warmondt" wordt genoemd.

De Bat. Sacr. II. pag. 375. stelt als voorganger van Altius en als eersten pastoor na de Reformatie Cornelius Joannis, bijgenaamd Sassemius, als te Sassenheim geboren; het bijgebragte uittreksel uit de Tabula, maakt de dwaling van Bat. Sac. tastbaar.

Bijdragen Gesch. Bisd. v. Haarlem. Ie Deel,

25