Sayfadaki görseller
PDF
ePub

De vijf en dertig brieven, welke de eerste plaats in dit Deel van het Archief innemen,

en een vervolg uitmaken van die, waarmede het vorige, Derde Deel sloot, zijn gegeven naar de oorspronkelijke brieven, die zich, ten tijde als wij de afschriften daarvan overnamen, in privaat-handen bevonden, en van welke wij daarom niet stellig kunnen zeggen, onder wien zij thans zijn berustende. Het is juist deze laatste omstandigheid geweest, die ten aanzien van deze stukken, zoo als anders, onze keus, van hetgene wij in ons werk telkens vooral meenden te moeten opnemen, mede bestuurd heeft.

Van het stuk, betreffende de bepaling der grenzen tusschen Gelderland en Utrecht, berust een oorspronkelijk duplikaat in het Archief der Oud-Roomsch-Katholijken, hier ter stede; waar mede gevonden wordt een notarieel afschrift van de Rekening der opbrengst van de nalatenschap des Aartsbisschops FRE. SCHENCK VAN TOUTENBURCH, welke Rekening een vervolg vormt, van hetgeen wij in het Tweede Deel onzer Verzameling, aangaande dit sterfhuis hebben medegedeeld. Te gezegder plaatse wordt voorts bewaard het origineel der Computus ecclesiastici, welke wij daarna hebben doen volgen ; van al hetwelk ons het gebruik weder vergund is door zijn Wel Eerw., den Heer Pastoor VAN WERCKHOVEN, met dezelfde vriendelijke voorkomenheid, welke wij ook bij het verzamelen der bouwstoffen voor de vorige deelen onzes werks, van dien gemoedelijken man hebben mogen ondervinden, en waarvan wij trachten zullen de herinnering steeds bij ons wakker te houden.

Hetgeen daarna volgt, uit de Kameraars Rekening, betreffende den Utrechtschen Kerken Schoolstaat gedurende de jaren 1600-1618, uit de originele registers getrokken, zouden wij bezwaarlijk hebben kunnen geven zonder den ijver voor den opbouw der Vaderlandsche

Geschiedenis, en de minzame mededeelzaamheid van Jonkh. M'. A. M. G. Van Asch van WIJCK, die bij dit Deel, zoo als bij het vorige, onze pogingen krachtdadig heeft ondersteund.

De volgende Extracten uit de Resolutiën der Hoog Mogende Heeren Staten Generaal, uit aanleiding van de daarvóór geplaatste woorden van VAN WIJN gegeven, zijn genomen naar het afschrift dier Besluiten, berustende in het Archief dezer Provincie, dat mij door den Heer D'. P. J. VERMEULEN met eene onbekrompenheid ter beschikking is gesteld en gelaten, die nevens zijne dienstvaardigheid, het doelmatige der schikkingen doet kennen, waarnaar de Ed. Mog. Heeren Staten 's lands van Utrecht, overeenkomstig 's Konings wil, de schatten van hun Archief, in het belang der wetenschappen, willen zien bestuurd.

Van de drie volgende brieven, van Prins MAURITS aan de Ed. Mog. H. H. Staten van Zeeland, berust het oorspronkelijke onder Jonkh. G. J. BEELDSNIJDER VAN VOSHOL, dien wij voor de vergunning verpligt blijven, dezelve te hebben mogen algemeen maken.

Wat de bescheiden, aangaande de onlusten te Utrecht in 1610 betreft, de Besluiten der Generale Staten, zijn wederom getrokken uit het afschrift in het Provinciaal-Archief, waarvan de rede is geweest; de besluiten van den Raad van State bevinden zich in afschrift in het Archief der Oud-Roomsche Kleresie; en voor de Vroedschaps-Resolutiën der stad, werd van de oorspronkelijke registers gebruik gemaakt. Wat le daarna volgende bijzondere stukken betreft, zij zijn grootendeels naar de originelen, gedeeltelijk naar gelijktijdige afschriften, een en ander in het gemelde Archief, onder het nadere beheer van den Heer Pastoor VAN WERCKHOVEN aanwezig, en slechts eenige weinige naar gelijktijdige drukken, afgedrukt geworden. Van de Annales FRA. DUSSELDORPII, waaruit ten slotte een extract, hiertoe betrekkelijk, is gegeven, bezit onze Academische Bibliotheek het origineel; een veel leesbaarder afschrift echter bevindt zich in het Archief der Oud-Roomsch-Katholijken.

Het origineel van den brief van PAUW aan HUYGENS, bezit Jonkh. G. J. BEELDSNIJDER VAN VOSHOL.

Wat de daarna volgende zes en veertig Staatkundige Brieven betreffen, zij zijn genoegzaam allen gegeven naar het origineel, slechts weinigen naar afschriften, zoo als dit een en ander onder elken brief afzonderlijk is te kennen gegeven. Ook van deze geldt, hetgeen hier boven van de brieven is gezegd, waarmede dit Deel begint.

Van de Resolutiën, bij de Vroedschap van Utrecht genomen aangaande het Kerk- en Schoolwezen, gedurende de jaren 1600-1616, geldt in allen deele, hetgeen hier boven gezegd is aangaande het, uit de Rekeningen van den eersten stedelijken Kameraar medegedeelde.

De Ordonnantiën eindelijk, op het Goudsmeden- en het Marsluiden-gild, waarmede dit Vierde Deel van het Archief wordt besloten, zijn genomen uit een oorspronkelijk stedelijk Register, weleer berustende onder Jonkh. G. J. BEELDSNIJDER VAN VOSHOL, welken ook hiervoor onze dank betuigd wordt.

Geschreven in Mei, 1844.

J. J. DODT v. FL.

[merged small][merged small][merged small][merged small][ocr errors][ocr errors]

a. 1530. GERARDI SUGGERODE, episcopali sede vacante, de quinque ec

[merged small][ocr errors][merged small]
[ocr errors][merged small][ocr errors][merged small]

50-53.

53-58.

c. 1560. JOHANNIS A BRUHESEN, de bonis fabricae ecclesiae Traject.
d. Computationes de administratione domus et scholae S. Hieronymi, de
annis 1578, 1583, 1584, 1585.

58-64.

[ocr errors]

65-73.

1600-1604. Staatkundige brieven. .

1552. Landtscheidinghe tusschen die Gelderschen ende die van Utrecht. 1580. Reckeninge PAUWELS JOOSTENSZ., van de administratic, die hy gehadt heeft in den sterfhuyse van den aartsbisschop FRE. SCHENCK VAN TOUTENBURCH. 1583-1588. Rekeningen van den eersten Kameraar, dienstbaar gemaakt aan de kennis van Utrechtsch Kerk- en Schoolstaat.

1600-1618. Resolutien der Vroedschap van Utrecht, aangaande de Kerk- en Schoolzaken. 329-371. 1601-1607. Resolutiën der Generale Staten, meer onmiddelijk betreffende de Geschie

32-41.

42-49.

[ocr errors]

74-102.

[ocr errors]

278-328.

denis der Beschaving. .

103-127.

1610. Resolutien der Staten Generaal, van den Raad van State en de Vroed-
schap van Utrecht, aangaande de Alteratie te Utrecht in 1610, met andere
daartoe behoorende stukken.

129-277.

1613. Brief van PAUW uit Aleppo, aan CHR. HUYGENS.

277.

1619. Drie Brieven van Prins MAURITS aan de Staten van Zeeland.
1628. Brieven der Utrechtsche Gecommitteerden ter Generaliteit aan hunne lastge-

127 sq.

vers, uit den jare 1628.

1-51.

BRIEVEN

DER

UTRECHTSCHE GECOMMITTEERDEN TER GENERALITEIT

AAN HUNNE LASTGEVERS.

UIT DEN JARE 1628.

(Vervolg van 't Archief, III., bladz. 400).

[ocr errors]

XXV.

yn Princelicke Excell. een verleden Saterdach, des morgens, in den raedt van staten synde besoingierende op 't stuck van de fortificatien, heeft aldaer uyt haer Ho. Mog. vergaderinge ontboden den heere griffier Goch, ende door deselve haere Ho. Mog. doen aendienen, vande magistraet van Amsterdam versocht te syn, eens een keer van een dag of twee in haer stadt te willen doen, 't welck syn Excell. mit kennisse van haer Ho. Mog. ende heeren Gecommitteerden Raeden van Holland, van meninge is op morgen, synde Maenendach, te effectueeren. De heeren Gecommitteerde Raeden van Hollandt, hebben neffens syn Princel. Excellentie gecommitteert, de heeren Bleeswyck ende Broockhoeven, die neffens syn Excell. by die van Amsterdam heur debvoir sullen doen, te willen verstaen, tot de verantwoordinge vande vyff specien. Op gisteren, synde Saterdach, is by haer Ho. Mog. geresolveert, op't verplaetsen vande Generaels vande convoyen ende licenten. Abbas, die tot noch toe tot Amsterdam is geweest, sall althans in het noorderquartier tot Hoorn ende den Burgermeester Eck van Aernhem, soon vanden Scepen Eck, Raedt althans tot Rotterdam, sall weeder in Abbas plaets tot Amsterdam comen: die van Zeelant tot Rotterdam, ende Wolphert Berndtsen soon weder in Zeelant, ende Barnada, als oldt synde, blyft tot Doccum. Den Ambassadeur van Vranckryck, D'Espesses, heeft van synen Coninck brieven gecregen, om in Vranckryck te comen, ende aldaer van weegen synen Coninck met onse Ambassadeurs te besoigneeren, als hebbende de beste kennisse van saeken van dese onse landen; laet oock verluyden, alsdan hier weder te sullen commen, om te resideeren. Aisma scryft uyt Hamburg vanden 19. Marti, olde styll, dat de Keysersche ende Spaensche de versochte scepen laten vallen; dan by die van Lubeeck insisteeren sy noch. Scryft oock, dat men seyt, dat des Graeff van Mansvelt volck gedestineert soude syn, nae't landt van Gulick te trecken; wordt oock geaffirmeert, dat de tweejaerige trefvez tusschen de Coningen van Polen ende Sweeden gebrocken souden syn, ende dat in Julio een byeencompste op nieuws aengestempt sal worden, om alles sien te hervatten. Den heer van Oesterwyck advyseert uyt Venetien, vanden 24. Martii, als dat den Hertoch van Savoyen sich heeft verbonden met Spaengien, tot den oorloch op Montferrat, ende dat den voor

« ÖncekiDevam »