Sayfadaki görseller
PDF
ePub

vertegenwoordigd 1). Dit verklaart, hoe het komt, dat zij te Leuven wel belangrijken maar geen alles-overwegenden invloed hebben geoefend 2). In onderscheiding van de Keulsche theologen, die hij Thomisten noemde, heeft Luther de Leuvensche zelfs als Scotisten aangeduid 3). Deze aanduiding moet natuurlijk zeer in het algemeen en niet van ieder lid der faculteit afzonderlijk worden verstaan. Ook in zijne orde heeft Van Zichem eene aanzienlijke positie verworven, daar hij uitmuntte door ijverige betrachting van den regel en door bijzondere geleerdheid. Hij werd prior van het klooster in de universiteits-stad; ook leider van het onderwijs (studiorum moderator)". Verder is hij „diffinitor" (zoo iets als lid van de commissie voor de reglementen) van het provinciaal-kapittel geweest 4).

[ocr errors]

Het plekje gronds, waarop Van Zichem het grootste deel van zijn leven moet hebben doorgebracht, is welbekend. Het klooster der Predikheeren te Leuven lag op een terrein dat aan drie kanten door het water der Dyle omsloten werd. In de Rue Sainte Anne en de Rue Notre Dame, die thans door dit terrein heenvoeren, bevindt men zich binnen het gebied van het oude klooster. De kerk, aan Onze Lieve Vrouwe gewijd, bestaat nog; zij onderging in de sedert verloopen vier eeuwen geen verandering van belang. Tegenwoordig doet zij dienst als parochie-kerk. De woning van den pastoor moet althans ten deele een overblijfsel van het oude bouwwerk der Dominikaners zijn. Thomas van Cantimpré, de schrijver van het Bijenboek", heeft tot dit klooster behoord. Lang hebben verder zijne bewoners zich er op beroemd, dat Albertus Magnus en de H. Thomas van Aquino hier tegelijkertijd vertoefd hebben. Eens zou Albertus Magnus er de mis hebben gecelebreerd, terwijl de H. Thomas in denzelfden dienst het evangelie zou hebben gelezen. De lezenaar, die bij dit laatste gebruikt werd, bleef als een aandenken bewaard. Naar het oordeel echter van De Jonghe, die zelf tot de orde der Predikheeren behoorde, heerscht

"

1) De Jonghe, Belgium dominicanum, p. 138. 2) Vgl. hierboven, blz. 89.

3) Responsio Martini Lutheri ad articulos, quos Magistri Nostri Lovanienses et Colonienses damnaverunt, in de Wittenbergsche uitgave zijner Opera, 1546, T. II, fol. 43; in de Opera latina varii argumenti, cur. H. Schmidt, Francof. 1867, Vol. IV, p. 202.

4) De Jonghe, Belgium dominicanum, p. 151.

omtrent de juistheid dezer overlevering eenige onzekerheid 1). De bedoelde lezenaar is heden ten dage te vinden in het nieuwe Dominikaner-klooster aan de Justus-Lipsiusstraat.

Niet lang voordat Eustachius van Zichem zijne gelofte aflegde, was het klooster te Leuven teruggebracht tot een stiptere opvolging van den regel. De paters waren wat men noemde gereformeerd" geworden. Dit geschiedde door Jacobus Sprenger, den bekenden inquisiteur, schrijver van den „Heksen hamer". Waarin bestond die „reformatie"? O. a. in het volgende. Te voren werd aan vrouwen veroorloofd het klooster binnen te treden; vele paters hadden kamers beneden en onthaalden fatsoenlijke gasten; sommigen gebruikten bij zulke maaltijden zilveren schotels. Thans echter werd de „clausuur", d. i. eene strenge sluiting ingevoerd, waardoor vrouwen werden geweerd; alle zilveren schotels werden weggedaan; verder werd voorgeschreven dat allen in de gemeenschappelijke eetzaal moesten eten en op de bovenverdieping in een gemeenschappelijken dormter bij elkander wonen 2).

[ocr errors]

Men stelle zich echter niet voor, dat Van Zichem een zittend leven heeft geleid. In het j. 1521, toen hij de voorrede schreef voor het boekje, dat hierachter wordt herdrukt, kon hij verklaren, dat hij reeds sedert lang verschillende deelen van het land had afgereisd om het Woord Gods te verkondigen" 3). Is dit verkondigen van het Woord Gods" bij een ordes-broeder van Ioannes Tetzel een euphemistische uitdrukking voor de aflaat-prediking? Dat de Dominikaners een groot aandeel in de aflaatverbreiding hebben gehad, is bekend. Verder geeft zijne uitvoerige verdediging van de aflaten wel iets te denken 4). In een later geschrift echter is hij, waar de stof hem ruimschoots de gelegenheid bood dit onderwerp aan te roeren, nl. bij de behandeling van het sacrament der boete, de aflaten met een volstrekt stilzwijgen voorbijgegaan 5).

1) Vernulaeus, 1.1., p. 240; De Jonghe, 1.1., p. 132 seq. 2) Molanus, Historia Lovaniensium, P. I, p. 248 seq.

3) Errorvm Martini Lother breuis confutatio per F. Eustachium de Zichenis, quat. A, fol. iv; hierachter, blz. 229.

4) Eustachius de Zichenis, 1.1., F, fol. iv-H, fol. ir; hierachter, blz. 257–269. 5) Zie het hoofdstuk: De poenitentiae sacramento, quat. e, fol. ijs—g, fol. iv, in de hierachter tevens herdrukte: Sacramentorvm brevis elvcidatio. Simulque nonnulla peruersa Martini Luther dogmata excludens, Per Fratrem Evstachivm de Zichenis.

Zag hij in, dat de tijd toen niet gunstig meer was voor een pleidooi voor den aflaathandel of wilde hij slechts herhalingen vermijden? Opmerkelijk is zijne erkenning, weder eenige jaren later, dat er onder de rondreizende predikers, die gehuurd worden om met relieken van heiligen van plaats tot plaats te gaan, dikwijls lieden zijn die bedrog plegen en valsche heiligdommen aan het volk opdringen 1).

Overigens doet hij zich in zijne geschriften kennen als een vurig verdediger der Roomsche kerk, die het bestaande onvoorwaardelijk wil handhaven. Hij schaart zich geheel aan de zijde dergenen, die elke poging tot hervorming met hand en tand tegengaan. Hij behoort tot de partij der onverzoenlijken, die voor geen maatregelen van geweld terugdeinzen en wordt een der grondleggers van het Tridentijnsche Roomsch-Katholicisme, dat zich er op beroemen kon geen enkele concessie gedaan te hebben.

Van Zichem maakte deel uit van de theologische faculteit te Leuven, zoodra als zij den strijd tegen Luther begon aan te binden. Het is noodig dit onderwerp, in het voorafgaande reeds aangeroerd, hier eenigszins uitvoeriger te behandelen. In den laten herfst van het j. 1518 kwam de eerste bundel verzamelde werken van Luther's hand in de Nederlandsche universiteitsstad aan 2). Hij was ter perse gelegd door den ondernemenden Bazelschen uitgever Joannes Frobenius en bevatte een herdruk 3) van eenige Latijnsche

1) In de nader te beschrijven Apologia pro pietate, per Eustachium de Zichinis, quat. B, fol. vr: »quispiam ex eorum numero, qui mercede conducti diuorum reliquias circumferre dicuntur, quos vulgo quaestuarios vocant, qui quod accidere solet, pro veris sacris, commenticia ac ficta sacra obtrudat populo".

2) Epistola Reuerendiss. domini Cardinalis Dertusensis, ad facultatem theologiae Louaniensem. Eiusdem facultatis doctrinalis condemnatio qua condemnatur doctrina Martini Lutherii, [Aan het einde:] Louanii M.D.XX, quat. A, fol. iijr. In de Opera latina, bij Schmidt, Vol. IV, p. 178. In het vervolg zullen wij dit stuk aanhalen met den verkorten titel: Condemnatio doctrinalis librorum Martini Lutheri. De inhoud van den bundel wordt hier (A, fol. iij; bij Schmidt, p. 178) aldus opgesomd: hij bevat »conclusiones nonaginta quinque cum suis declarationibus et responsis ad Siluestrum de Prierio magistrum sacri Palatii. Item sermonem de poenitentia. Sermonem de excommunicatione, Sermonem de Indulgentiis, Sermonem de praeparatione ad Eucharistiam. Item Andreae archidiaconi propositiones apologeticas, et praeceptorium".

3) Beschreven bij Panzer, Annales typographici, Norimb. 1801, T. IX, p. 118 : Ad Leonem X. pontificem maximum. Resolutiones disputationum de virtute indulgentiarum reverendi patris ac sacrae Theologiae doctoris Martini Luthe

geschriften, waarvan de voornaamste waren: de 95 Stellingen" met de later openbaar gemaakte „Uitlegging" 1), de „Beantwoording" der „Samenspraak" van Silvester Prierias 2), en preeken over de boete 3), de aflaten 4), den ban 5) en de Tien Geboden 6). De bundel van Frobenius, buiten Luther's voorkennis in het licht verschenen, vond gereeden aftrek. Honderden exemplaren gingen naar Frankrijk en Spanje; een gedeelte der oplaag vond zijnen weg naar Italië; een ander gedeelte werd naar de Nederlanden en naar Engeland gezonden. Nog nooit was bij denzelfden uitgever een boek van de pers gekomen, waarvan de verkoop zóó voorspoedig ging. Aldus verklaarde Frobenius in een brief aan Luther van Februari 1519, tevens meldende dat een nieuwe druk, door Erasmus met zorg herzien, bijna gereed was 7).

Augustiniani Vuittenbergensis. Fratris patris Silvestri Prieratis ordinis praedicatorum Magni sacri Palacii ad Martinum Dialogus. R. P. Martini Luther ad eum Dialogum Responsio. Contra D. Ioannem Eckium Ingolstadiensem Sophisticum argutatorem Apologeticae propositiones D. Andreae Bodenstein Archidiaconi Vuittenbergen. R. P. Martini Luther, Sermo de poenitentia. Sermo de indulgentiis. Sermo de virtute excommunicationis. Decem praecepta Vuittenbergensi populo praedicata. Et alia quaedam. [In fine:] Excudebatur typis hoc opus Mense Octobri. An. M. D. XVIII. in-4o.

1) Resolutiones disputationum de indulgentiarum virtute F. Martini Lutheri, in de Wittenbergsche uitgave zijner Opera, T. I, fol. Cir-CXLI; in M. Lutheri opèra latina varii argumenti, cur. Dr. H. Schmidt, Vol. II, p. 137-293. - De brief aan Leo X, op den titel van den bundel van Frobenius afzonderlijk genoemd, gaat aan het werk vooraf. In de Wittenbergsche Opera, T. I, fol. c-CIV; bij Schmidt, p. 132–136.

2) Responsio F. Martini Lutheri, Augustinensis Vuittenbergae, ad Dialogum Silvestri Prieriatis, Magistri Palatii, de potestate Papae, in de Wittenbergsche uitgave der Opera, T. I, fol. CLXX-CLXXXV; bij Dr. Schmidt, Vol. II, p. 6—67. 3) Luther's Sermo de poenitentia, in de Wittenbergsche Opera, T. I, fol. LIXˇ— LXII; bij Dr. Schmidt, Vol. I, p. 331-340.

4) Luther's Sermo de indulgentiis, in de Wittenbergsche Opera, T. I, fol. LVIII— LIX; bij Dr. Schmidt, Vol. I, p. 326-331. Dit stuk werd eerst in de Duitsche taal uitgegeven: Sermon vom Ablass und Gnade, in Dr. Martin Luther's sämmtliche Werke, Erl. 1833, Bd. XXVII, S. 4—8.

5) Luther's Sermo de virtute excommunicationis, in de Wittenbergsche Opera, T. I, fol. LXII-LXIII"; bij Dr. Schmidt, Vol. II, p. 306–313.

6) Decem Praecepta, per Martinum Lutherum Vuittenbergensi populo praedicata, in de Wittenbergsche Opera, T. I, fol. Iг-XLIX'; in D. Martini Lutheri exegetica opera latina, cur. Dr. I. C. Irmischer, Erl. 1844, in-8o, T. XII, p. 1–218. 7) Iohannes Frobenius Martino Luthero, in Lutheri opera latina varii argumenti, cur. Dr. H. Schmidt, Vol. IV, p. 82 seq.

Nauwelijks hadden sommigen te Leuven dit boek in handen gekregen, of de theologische faculteit aldaar deed haar best den verderen verkoop te beletten. Zij erkende toch op het eerste gezicht", dat het aanstoot moest geven en schadelijk was voor de kerk van Christus". Men ondervond echter spoedig, dat dit niet hielp. Velen namen het boek en zijn auteur in bescherming en verzekerden, dat de voorgedragen leer echt christelijk was. Dit had weder ten gevolge dat een groot aantal anderen, behoorende tot de minder ontwikkelden, het des te gretiger lazen en in zich opnamen 1). Intusschen gingen de verschillende theologische doctoren, die gezamenlijk de faculteit in ruimeren zin uitmaakten, den inhoud van het boek zorgvuldig na. Herhaaldelijk werden vergaderingen bijeengeroepen waarin men samen daarover van gedachten wisselde. Men kwam tot overeenstemming omtrent eenige artikelen die, woordelijk uit het oorspronkelijke afgeschreven en tezamengevoegd, veroordeeld moesten worden. Daar de faculteit in zulk eene gewichtige zaak niet uitsluitend op eigen inzicht wilde afgaan, en tevens omdat zich een gerucht verbreid had, dat Erardus van der Marck, de prins-bisschop van Leuven, de leeringen van het bewuste boek begunstigde, werd een drietal doctoren naar hem afgevaardigd. Dit gerucht kan zijn oorsprong hebben gehad in de buitengewone bewijzen van genegenheid, welke genoemde kerk vorst aan Erasmus geschonken had, juist in een tijd toen deze met zijne ambtgenooten te Leuven op een slechten voet stond 2). Had de afvaardiging van de drie Leuvensche godgeleerden naar den prins-bisschop misschien ook half-en-half ten doel dezen op den rechten weg te houden? Hoe dit zij te Luik werd hun aan het verstand gebracht, dat het bedoelde gerucht valsch was. Erardus van der Marck ontving hen zeer vriendelijk en verzekerde hun op zijn woord als priester, dat hij het boek van Luther gelezen noch gezien had. Hij was er ver vandaan eene nieuwe en gevaarlijke zaak te begunstigen; integendeel beloofde hij alle hulp, gelijk men van een bisschop

1) Condemnatio doctrinalis librorum Martini Lutheri, in de oorspronkelijke editie, quat. A, fol. iijr; bij Dr. Schmidt, Vol. IV, p. 178.

2) Erardus Episcopus Leodiensis Erasmo Rot., 30 Dec. 1518, in Desiderii Erasmi Opera omnia, Lvgd. Bat. 1703, T. III, Epistolae, P. I, p. 359. Vgl. aldaar de brieven van Erasmus aan Gerardus Noviomagus, 1517, en aan Erardus, prinsbisschop van Luik, 7 Jan. 1518, p. 288 en 290.

« ÖncekiDevam »