Sayfadaki görseller
PDF
ePub

Iacobi Hoochstrati

Disputationes contra Lutheranos.

INLEIDING.

"

"

Dat ook de Broeders des gemeenen levens" ) martelaren aan de Hervorming hebben geleverd, was tot dusverre onbekend. Uit de Disputationes", die hierachter volgen 2), blijkt, dat een tweetal uit het fraterhuis te Amersfoort wegens hunne Hervormingsgezinde gevoelens omstreeks het jaar 1526 aan den wereldlijken rechter zijn overgegeven 3). Het mag dus zoo goed als zeker geacht worden, dat zij zijn ter dood gebracht, daar zij geweigerd hebben te herroepen). Waar zij werden terechtgesteld? Misschien niet te Amersfoort. De beoefenaars der plaatselijke geschiedenis aldaar hebben althans van het feit geen melding gemaakt 5). Wij vernemen, dat de één Theodricus heette 6). De ander schijnt een tijd lang te Wittenberg te hebben vertoefd, want Luther wordt zijn

1) G. H. M. Delprat, De broederschap van G. Groote, Arnh. 1856, in-80; G. Bonet-Maury, Gérard de Groote, un précurseur de la réforme, Par. 1878, in-80; M. Schöngen, Die Schule von Zwolle von ihren Anfängen bis zur Einführung der Reformation, Freib. 1897, Bd. I.

2) Het oorspronkelijke is gedrukt met Romeinsche letter. Formaat: in-40. Geen pagineering. Signatuur: A 2-K 4. Aantal bladen: 42. Aantal regels per blz.: 36 à 38, buiten den hoofdregel. Hoogte: 19,3 c.M. Breedte: 13,8 c.M. Een exemplaar werd mij geleend uit de Stadtbibliothek te Keulen.

3) Iacobi Hoogstrati Disputationes contra Lutheranos, quat. K, fol. 6o, Ad lectorem, hierachter, blz. 620.

4) Ibidem.

5) Rerum Amersfortiarum scriptores duo, ed. A. Matthaeus, Lugd. Bat., 1693, in-40; A. van Bemmel, Beschryving der stadt Amersfoort, Utr. 1760, in-8o, 2 dln. ; W. F. N. van Rootselaar, Amersfoort, 777-1580, Amersf. 1878, in-8o, 2 dln.

6) Iacobi Hoochstrati Disputationes contra Lutheranos, Lib. II, c. 12, quat. G, fol. 3, hierachter, blz. 593.

[ocr errors]

leermeester genoemd '). Omtrent hunne denkbeelden worden wij met voldoende duidelijkheid ingelicht. Kennelijk heeft Theodricus gedurende zijn proces ter zijner verdediging een stuk opgesteld, waarvan ons de inhoud door de wederlegging van Van Hoogstraten ten deele wordt blootgelegd 2). Van een soortgelijk geschrift van den anderen martelaar schrijft deze citaat na citaat af 3). Opmerkelijk is, dat wij in de opvattingen der bestreden Hervormingsgezinden weder een sterk Nederlandsch element ontmoeten. Zonder twijfel zijn hunne denkbeelden verwant aan die, welke Willem Gnapheus voordroeg in den Troost ende spiegel der siecken", in het eerste Deel dezer „Bibliotheca" herdrukt. Evenals daar staat de leer van de goddelijke Vaderliefde en van het kindschap Gods hier in het middelpunt. Staande voor de rechters heeft Theodricus volhard in de verdediging van de volgende stelling: „wij behooren eenvoudig te gelooven, dat wij kinderen Gods zijn en dat wij hierom behouden moeten worden, hoe het ook gelegen zij met de werken". In onmiddellijk verband met de vermelding dezer bijzonderheid gewaagt Van Hoogstraten van een echt Nederlandsch boek, de „Summa der godliker scrifturen" ), waarin ongeveer hetzelfde voorkomt 5). Het baatte den aangeklaagde niet, dat hij voor het gerecht verklaarde bij het spreken over de rechtvaardiging door het geloof" slechts bedoeld te hebben: „het geloof, dat door de liefde werkt". Hiertegenover werd in het vonnis, dat door Van Hoogstraten was opgesteld en waaruit een stuk wordt medegedeeld, beproefd met aanhalingen uit een preek van Theodricus het bewijs te leveren, dat deze over het geloof slechts gehandeld had in zuiver Lutheraanschen zin 6). Met het oog op het voorafgaande mag worden aangenomen, dat de specifiek Lutheraansche stempel den be

1) Disputationes, Lib. III, Disputat. IV, V, quat. K, fol. 3r, 4; quat. K, fol 5v; hierachter, blz. 614, 616, 617.

2) Ibidem, L. II, Disput. I, c. 1, 12, quat. E, fol. 2r; G, fol. 3v, 4r; c. 13, quat. G, fol. 4; c. 14, quat. H, fol. 2v; c. 15, quat. H, fol. 3r en ; L. II, Disput. II, c. 1, quat. H, fol. 4v; Disput. III, c. 1, quat. I, fol. 1; verder quat. I, fol. 3r en v; hierachter, blz. 576 vlg., 593, 594, 598, 599 vlg.; 602, 604.

3) Ibidem, Lib. III, quat. I, fol. 3v-quat. K, fol. 5v; hierachter, blz. 607, 617 vlg. 4) Zie hierboven, blz. 27, aant. 1.

5) Ibidem, L. II, Disput. III, c. 1, quat. I, fol. 1o, 2o, 3r; hierachter, blz. 604–606.

6) Ex sententia condemnationis contra aduersarium, quat. I, fol. 3r en v; hierachter, blz. 606 vlg.

schuldigde min of meer werd opgedrongen om aan de rechters de beslissing gemakkelijk te maken, daar de plakkaten van Karel V bepaaldelijk tegen de Lutheraansche ketterij gericht waren. Dat Van Hoogstraten deze stukken voor de rechters heeft opgesteld, blijkt uit zekere uitlating, waarin hij zich rechtstreeks tot hen wendt 1). Ze vormen met de slechts fragmentarisch bekende verweerschriften der bedoelde martelaren zeldzame en uiterst merkwaardige tegenhangers van de geschriften, die in de processen tegen Willem Tyndall, den Engelschen bijbelvertaler 2) en tegen Angelus Merula 3) tusschen inquisiteur en beschuldigde gewisseld werden.

Behalve de twee „Broeders des gemeenen levens" bestrijdt Van Hoogstraten een derden tegenstander. De verhandeling tegen dezen plaatst hij vooraan. Wie het is, worden wij niet gewaar. Slechts wordt ook hij als een aanhanger van Luther aangeduid. Verder bemerkt men, dat hij een geschrift heeft vervaardigd 4), hetwelk Van Hoogstraten zich ten taak heeft gesteld te wederleggen. Hij geldt hierbij als de vertegenwoordiger van een groep Lutheranen 5). Dit is de oorzaak, waarom in de eerste afdeeling van de tegenpartij nu eens in het enkel- 6) en dan in het meervoud 7) gesproken wordt. Een theoloog schijnt deze tegenstander niet te wezen "), doch volgens het vermoeden van Van Hoogstraten hebben Luthersche theologen hem van raad gediend 9).

1) Disputationes, L. III, Disput. I, quat. K, fol. 1r; hierachter, blz. 609: »oculis vestris subijciamus". Vergel. het Ad lectorem aan het slot, quat. K, fol. 6o, hierachter, blz. 620: »judices fidei".

2) Zie hierboven, blz. 22.

3) De verantwoording van Angelus Merula, uitg. door Dr. I. M. J. Hoog, Leid. 1897. 4) Disputationes, L. I, Disput. V, c. 1, quat. C, fol. 2r; hierachter, blz. 562: in libello tuo; dezelfde uitdrukking: L. I, Disput. VIII, c. 1, quat. D, fol. 3′; hierachter, blz. 572; vergelijk de verschillende aanhalingen hieruit, ingeleid met >>Adversarius", bijv. L. I, Disput. V, c. 1, quat. C, fol. 1r; hierachter, blz. 561. 5) Ibidem, in de opdracht, quat. A, fol. 2r; en in het Ad lectorem, aan het slot, quat. K, fol. 6; hierachter, blz. 547, 620.

6) Ibidem, L. I, Disput. IV, quat. B, fol. 4; Disput. VII, c. 1, quat. D, fol. 2o; hierachter, blz. 559, 570.

7) Ibidem, L. I, Disput. IV, c. 2, quat. B, fol. 4; hierachter, blz. 559.

8) Ibidem, L. I, Disput. V, c. 1, quat. C, fol. 2r; aldaar, c. 4, quat. C, fol. 3o ; hierachter, blz. 562, 565.

9) Ibidem, L. I, Disput. I, quat. A, fol. 4r; Disput. V, c. 1, quat. C, fol. 2r; hierachter, blz. 551, 562.

« ÖncekiDevam »