Sayfadaki görseller
PDF
ePub

Het Liber pilosus, dan, is geen boek in den gewonen zin van het woord, maar een, uit eene menigte van kleinere of grootere fasciculi, ook wel hier en daar uit enkele bladen bestaande, en in een lederen omslag zamengevoegde bundel; waaruit zich dan het bijwoord pilosus als van zelf verklaart. Blijkbaar zijn deze enkele gedeelten, waaruit het geheel bestaat, geschreven, alvorens zij met elkander werden verbonden. Doorgaans is elk gedeelte, hetwelk zich van het naastliggende, veelal mede door een onderscheid in het formaat te kennen geeft, door eene en dezelfde hand geschreven, en kenmerkt zich nog daarenboven, als bijzonder gedeelte, door eene zekere tijdelijke of zakelijke, afgeslotene orde en opvolging der enkele oorkonden; terwijl in deze orde de bekende omgekeerde tijd verhouding der transfixa tot de transfixis, veelal nog eene onder-orde vormt; gelijk zich deze waarneming bij den eersten blik aan den lezer opdringt. Toch is dit alles slechts in 't algemeen waar, en in het bijzonder zoekt men niet zelden elke tijd- en zaakorde te vergeefs.

Haren oorsprong verschuldigt deze verzameling van afschriftelijke oorkonden, in hare deelen, gelijk in haar geheel, hoogstwaarschijnlijk, van den eenen kant, aan de behoefte, om, bij het gedurig toenemende getal der kerkelijke documenten, een overzigt gemakkelijker te maken; terwijl men, van den anderen kant, er welligt op bedacht mag zijn geweest, den inhoud der oorspronkelijke oorkonden voor de vergetelheid te bewaren; gelijk reeds wij dan ook veelvuldig redenen hebben daarvoor dankbaar te zijn. Ook de overige capittels bezaten zulke, of soortgelijke, of ten minste tot hetzelfde doeleinde vervaardigde verzamelingen, van welke de Liber catenatus S. Salvatoris, en de Codex donationum imperialium ecclesiae majoris, onder de grondige Nederlandsche diplomaten meer bekend en veel sterker gebruikt zijn geworden, dan ons Liber pilosus; waarvoor dan ook zeer goede redenen bestaan. Met de, bijzonder uit de veertiende en vijftiende eeuw, veelvuldig, ook in de Utrechtsche archieven voorkomende, zoogenaamde Copij-boeken, heeft ons Liber pilosus wel minder gemeenzaams. Hun doel schijnt veelal een ander te zijn geweest, en meer dat onzer Concept-boeken. Ten minsten toonen de copij-boeken, welke wij zelven gelegenheid gehad hebben in te zien, volstrekt dezen stempel.

Uit dit gezegde blijkt tevens het character der verzameling en hare zakelijke verhouding tot de oorspronkelijke oorkonden, zoo als eveneens het volstrekt betrekkelijke hunner bewijskracht. Met weinig meer stelligheid laat zich bepalen, hoe beide, de oorspronkelijke oorkonden en derzelver afschriften, zich tijdelijk tot elkander verhouden. Dat hier eene algemeene bepaling van den ouderdom der afschriften, zoo als zich die bij boeken-handschriften, onder omstandigheden laat geven, niet mag gevorderd worden, ja, volstrekt onmogelijk is, leert de beschrevene eigenaardige inrichting der verzameling. Maar ook met betrekking tot

de gemelde afzonderlijke gedeelten, waaruit het geheel bestaat, achten wij zoodanige bepaling eene vergeefsche, of zich niet beloonende moeite te zijn; wij althans wagen het niet ons dezelve tot taak te stellen. Alles wat wij hieromtrent meenen te mogen en moeten zeggen, bestaat daarin, dat die, in de verzameling voorkomende oorkonden, uit de twaalfde en dertiende eeuw, grootendeels in deze laatste, en dat die uit de volgende eeuwen hunne originalia in niet langere tijdsafstanden zijn opgevolgd; hetwelk door de beschrijving zelve dan nader wordt toegelicht.

Zoo veel over het Liber pilosus zelf. Wat de beschrijving van hetzelve aangaat, zoo noemt de tijtel haren eersten vervaardiger, den grondigen vorscher BONDAM, aan wien het groot Charterboek van Gelderland eenen duurzamen roem waarborgt; een werk, waartoe ook onze verzameling hier en daar het hare heeft opgeleverd. Gaarne zouden wij bij deze gelegenheid dien voortreffelijken geleerden, wiens arbeiden ons dikwijls van zoo hoog nut zijn geweest, een gedenkteeken der dankbaarheid hebben opgerigt, maar, gevoelende over de daartoe behoorende bouwstoffen, althans nog niet, vrijelijk te kunnen beschikken, hebben wij gemeend, dit tot eene andere gepaste gelegenheid te moeten uitstellen.

Reeds voor jaren leerden wij een afschrift van BONDAM's beschrijving kennen; en derzelver beduiding en waarde wel begrijpende, rees bij ons aanstonds de wensch, dezelve door den druk ook voor andere toegankelijk te maken. Maar voor als nog oordeelden wij het ook bij den wensch te moeten laten, en deszelfs verwezenlijking uit te stellen, tot wij gelegenheid mogten hebben het Liber pilosus zelf te vergelijken. Deze gelegenheid deed zich dan op eene bijzonder aangename wijze voor ons op, toen het omstreeks twee jaren geleden zijne MAJESTEIT DEN KONING, op voordragt der H.H. Curatoren der Hooge School, behaagde, de gezamenlijke, uit de capittels herkomstige, en als zoodanig deel van het Utrechtsche domein-archief gewordene eigenlijke boekwerken, handschriften zoowel als drukken, tot een bestendig gebruik aan de Academie over te laten; en wij, ingevolge daarvan, door den Hr. bibliothecaris VAN HEUSDE er mede belast werden de herstelling dezer boeken, voor zoo verre dezelve nog mogelijk was, en noodig en nuttig kon geacht worden, te besturen, en daarna de verplaatsing in het bibliotheeks-locaal te bezorgen, na alvorens den daarvoor onmisbaren, fundamentaal- en nominaal-catalogus te hebben geconsigneerd.

Schoon dit alles in de zij- vertrekken van het archief-gebouw zijnen voortgang had, zoo viel ons toch het geluk ten deel, juist in een van deze vertrekken onzen grijzen Liber pilosus, ja, er de eigenhandige beschrijving van Prof. BONDAM bij te ontmoeten. Wij aarzelden thans niet langer aan onzen reeds lang gevoeden wensch te voldoen, waarin ons door den Hr. agent VAN DOORN niet weinig werd te gemoet gekomen, die ons met de hem zoo

eigene wellevendheid op de verpligtendste wijze toestond, het liber bij aanhoudenheid te kunnen vergelijken; waarvoor wij den Hr. VAN DOORN, in den naam der wetenschappen, bij deze eenen warmen dank meenen te mogen brengen.

Na dit alles, zouden wij nu nog gelegenheid hebben het op den titel geplaatste herzien en verbeterd, nader toe te lichten, door van den geheelen arbeid te gaan ziften, hetgeen wij daarvan als het onze meenen te mogen in aanspraak nemen. Maar, dewijl het ons voorkomt, dat de bruikbaarheid van het werk daar weinig of niets aan zoude winnen, zoo oordeelen wij dit te mogen achterwege laten. Alleen zij de lezer er van verwittigd, dat wij de in het latijn gestelde diplomata van de nederduitsche door sterretjes hebben kennelijk gemaakt; en dat wij, vooral ten aanzien van de spelling der eigennamen het belang der wetenschappen in 't oog houdende, deze zoo naauwkeurig mogelijk uit den Liber pilosus hebben wedergegeven.

De litera Burchardi, geplaatst in dorso tituli, is, aangaande de woorden, stiptelijk overgebragt, en de lezing komt dus op rekening van den afschrijver.

sten

Geschreven den 1 Februarij, 1838.

J. J. DODT VAN FLENSBURG.

BERIGT

VAN DE BRIEVEN

EN ANDERE DOCUMENTEN,

WELKE GEREGISTREERD STAAN IN HET OUDE

PERKAMENTEN MS. IN FOLIO, OUDTIJDS GENAAMD HET LIBER PILOSUS,

AFKOMSTIG UIT HET CAPITTEL VAN S. MARIE TE UTRECHT,

THANS BERUSTENDE IN HET DOMEIN-ARCHIEF ALDAAR.

* 1418. Jul. 8. Ordonantie, dat geen canunnik, afwezig zijnde extra provinciam Coloniensem, stem, of eenige capitulaire regten zal genieten, pg. 1. (Pg. 2. niet beschreven.) (1). Conditien van het verkopen van de tienden in Lopick, pg.3. (2).

Conditien van de korentienden te Houten en in 't Goey, pg. 4 sq. (3).

* Register van verscheidene stukken, welke in dit boek gevonden worden, pgg. 5-12. (4). 1393. Vrydag na S. Geertruden-dach. Overdragt der stad Nimwegen met het capittel, over het betalen van den tol te Smithuisen, pg. 13. (5).

Aanteekening of lijste, welke steden vrij en niet vrij zijn op den tol te Embrik, alsmede hoeveel tol betaald wordt, pg. 13. (6).

Op S. Laurens-avont anno &c. nono (1509.) Certificatie der regering van Embrik, dat het capittel den tol weder aan zich gelost had, en de bovenstaande tollijste der steden aan de bedienden der tol had ter handen gesteld, pg. 14. (7).

1510. Maendag na Cantate. Johan, hertog van Cleef, confirmeert het privilegie van graaf Reynald van Gelre, van den jare 1318,

donredages na dertyen dach, waarbij aan 't capittel vergund wordt den tol binnen Emmerik te heffen, pg. 15. (8).

1510. Symonis & Judae. De tol van Emmerik weder aan 't capittel afgestaan door den tijdelijken heer van Čulenburg, Anthonis van Lalaing en zijne vrouw, pg. 16. (9).

1512. Vrydag na Oculi. Bevel des hertogs van Cleef aan alle amptluiden en rechters, om 't capittel goed regt te laten wedervaren, en bijstandig te zijn tegen alle ontvreemding van hunnen tol te Emmerik, pg. 17. (Pgg. 18. 19. 20. niet beschreven.) (10).

1510. Jun. 21. Ordonnantie van 't capittel, hoe de drie zielpriesters de misse zullen lezen na den dood van jonkfrouw Tymen Peter Goyerssoens weduwe, welke daartoe 12 morgen lands in Bylevelt gegeven had aan 't capittel, pg. 21. (11.

* 1509. Febr. 12. Statuut voor de canonici honoris, en hun salaris voor hunne kerkdiensten, pg. 22. * Statuut van 't capittel, hoeveel de canonici honoris, de misse en andere kerkdiensten voor een canonicus praebendatus waarnemende, voor iedere misse en dienst zullen trekken, pg. 23. (12).

*1509. Novb. 27. Statuut, hoeveel de presbyteri animarum, of zielpriesters, zullen genieten en trekken, pgg. 23. 24. (13).

* 1511. Jun. 11. Statuut, waarbij de voorgevallene oneenigheden en injurien tusschen de canunniken in vergetelheid worden gesteld, en onderling vergeven; en vastgesteld, dat, wie vervolgens een' anderen zou injurieren, slaan, of anders delinqueren, door 't capittel zal gestraft en gecorrigeerd worden, zonder te mogen appelleren. pg. 25. * Korte aanteekening, waar geregistreerd staat een pauselijk indultum, alsmede eenige statuten: de conferendis minoribus officiis ecclesiae, pg. 25. (14).

*1512. Jan. 16. Renovatie van het statuut: de conferendis memoriis, en welke beurten daarin plaats hebben; ten opzigte ook van den turnarius, pgg. 25. 26.

(15).

* 1515. Dec. 10. Statuut: ut nemini conferantur memoriae, nisi XIX. annum implevit, pg. 26. (16).

Zeer oude lijsten, in 't midden van de XIV. eeuw ongetwijfeld reeds geschreven, van de tienden, de zetelhoven, van de eigene luiden, wastinsche, keurmedige, van pachten, en thinsen, welke op Veluwe gelegen zijn, en aan 't capittel behooren, en hoeveel ieder betaalt. NB. Zeelhorst, Apeldoorn, Une, Riplichove. Dit zijn die IIII. zetelhoven., pgg. 27-30. (17).

*

1512. prid. obitus B. Martini. Statuut over de verdeeling van de Novalia de Iselsteyn, ten opzigte van een' gestorven canun..nik, pg. 31. (18).

* 1513. Statuut over de verdeeling der computatio bonorum de Oem in Velua, ten opzigte van degenen, die hunne prebenden intusschen geresigneerd hebben, pg. 31. (19).

[blocks in formation]

over de geschillen tusschen het capittel, en den graaf van Gelre, als advocatus van 't capittel, ter eenre, en Egbert van Aemstel, ter andere zijde, pg. 33. (20),

* 1286. in vigil. Mathiae. Copie, door den officialis gegeven, van 't privilegie van keizer Frederik, waarbij dezelve de goederen van 't capittel in villa Bethendorp onder zijne bescherming neemt, pg. 33. (21).

* 1200. Ind. III. Brief v. bisschop Theodericus, wegens de inkomsten van den proost, alsmede van den deken, dat dezelve zal hebben de begeving van de kerk in Lopick, Pg.34. (22).

Ar

*1293. in crast. Mariae Magdal. nold de Ercle, miles, bekent om een jaarlijksche pacht van 20 ponden, gedurende den tijd van tien jaren, gehuurd te hebben de medietatem jurisdictionis, census, decimae majoris & minoris XII. mansorum terrae sitorum inter Ameyde et Merkerke, en zulks sub pacto obstagi. pg.35. (23).

[ocr errors]

1266. fer. VI. post Petri ad vincula. Het capittel en Theodericus de Herler compromitteren hunne verschillen over de XII. mansi inter Ameyde & Merkerke aan de uitspraak van Engelbertus, decanus S. Mariae, en Arnoldus de Forest, canonicus S. Johannis, pg. 35. (24).

1269. in die B. Viti martyris. Theodericus de Herler belooft het capittel te voldoen alle schade, die hij hetzelve gedaan had in de XII. mansi retro Ameydam, pg. 36. (25).

* 1269. (sic.) in die Viti& Modesti. Dezelve compromitteert zijn verschil met het capittel over gemelde XII. mansi, aan den deken Engelbertus, en Arnoldus de Forest, pg.36. (26).

* 1267. in vig. Odulfi. Arbitr. uitspraak in 't gemelde verschil, waarbij de helft van die XII. mansi cum jurisdictione, decimis, &c. wordt toegewezen aan 't capittel, pg. 36. (27). * 1302. in vig. assumpt. b. Virginis. Theodericus de Herlaer voor zijn leven in pacht genomen de goederen van 't capittel, tusschen Ameyde en Merkerke, jaarlijks om XX. ponden, en zulks sub pacto obstagii, pg.37. (28). 1325. Saterdages na onser Vrowendage

« ÖncekiDevam »