Sayfadaki görseller
PDF
ePub

VOORBERICHT

Met mijne leerlingen van den practischen leergang van vaderlandsche geschiedenis draag ik dit boekdeel op aan de nagedachtenis van J. G. de Hoop Scheffer, den betreurden Amsterdamschen hoogleeraar, den schrijver van het standaard werk: Geschiedenis der kerkhervorming in (Noord-) Nederland van haar ontstaan tot 1530 (1), die op 31 December 1893 door den dood werd weggemaaid, voordat hij zijne lang ontworpene geschiedenis der Doopsgezinden had kunnen voltooien (2).

Sedert het verschijnen van het eerste deel van het Corpus doc. Inquisitionis Neerlandicae, in Januari 1889, hebben mijne Gentsche leerlingen mij wakker geholpen in het opsporen van stukken, die de reeds uitgegeven konden volledigen en aanvullen. Hunne namen laat ik verder volgen als eene herinnering aan onze steeds aangename samenwerking.

Ook eenige oud-leerlingen van mijnen practischen leergang hebben ons met belangstelling in onze opzoekingen gesteund: dankbaar vermeld ik hier de heeren Dr Maurits Basse, D' Julius Frederichs, D' Karel Huygens, D' Daniel Jacobs, Dr Leo Meysmans, D' Herman Vander Linden en D' Arthur Van Renterghem, alsook mijnen oud-leerling der Luiksche Hoogeschool, den heer G. Crutzen, thans leeraar aan het koninklijk athenaeum te Leuven.

(1) Dit boek, te Amsterdam in 1873 verschenen, beleefde eene Duitsche vertaling, bewerkt door Dr P. Gerlach (Leipzig, 1886).

(2) Zie A. Winkler Prins, Levensbericht van J. G. de Hoop Scheffer (Levensb. van de Maatschappij der Nederlandsche Letterkunde te Leiden, 1893-94) en H. C. Rogge, zelfde titel (Jaarboek der Kon. Akademie van Wetenschappen, van Amsterdam, 1894.)

Met erkentelijkheid herdenk ik ook, onder degenen die ons bereidwillig zijn ter hulp gekomen, de heeren Ferdinand Vander Haeghen, Th. I. J. Arnold en R. Van den Berghe, het onvermoeid drietal geleerden van de Bibliotheek der Gentsche Hoogeschool; K. Piot, algemeen rijksarchivaris te Brussel; L. Devillers, archivaris te Bergen; P. Macquest, oud-archivaris te Doornik; zijn opvolger A. Hocquet; V. Hermans, stadsarchivaris te Mechelen ; L. Gilliodts-Van Severen, stadsarchivaris te Brugge; Alph. Wauters, stadsarchivaris te Brussel (1); F. Straven, stadsarchivaris te St-Truiden; Victor Vander Haeghen, stadsarchivariş te Gent; Jhr. van Riemsdijk, algemeen rijksarchivaris te 's Gravenhage; R. Fruin, rijksarchivaris te Middelburg; Leopold Delisle, bestuurder der Nationale Bibliotheek te Parijs; Alf. Goovaerts, adjunctarchivaris aan het Rijksarchief te Brussel; P. Sheridan, ambtenaar aan hetzelfde archief; E. Ouverleaux, oud-conservator der handschriften aan de Kon. Bibliotheek te Brussel; zijn opvolger H. Hosdey; A. Van Werveke, leeraar aan de Staats-middelbare school te Gent; Prof. Dr Wattenbach te Berlijn; Prof. D Young te Glasgow; Prof. Dr H. Finke te Munster; Pater F. K. De Keersmaecker, rector van het klooster van O. L. Vrouw van Troost te Vilvoorden; Ch. H. Firth, te Oxford; A. Boghaert-Vaché, te Brussel; Julius Vuylsteke, te Gent, en het Bestuur der Burgerlijke Godshuizen van Brugge en van Brussel. In 't bijzonder vermeld ik mijnen altoos dienstwilligen ambtgenoot Prof. Dr H. Pirenne te Gent en niet het minst den heer priester A. Cauchie, professor aan de Hoogeschool te Leuven, die belangrijke afschriften uit het Vatikaansch archief te mijner beschikking heeft gesteld.

Evenals in ons eerste deel, hebben wij hier achteraan eene omstandige lijst van aangehaalde handschriften en drukwerken, eene chronologische lijst der stukken en een uitvoerig register van namen en zaken laten volgen, alsook eenige verbeteringen en aanvullingen op de beide deelen van het Corpus.

P. F.

Gent, Mei 1896.

(1) Buitengewoon nuttig waren ons de laatst verschenen deelen zijner Table chronologique des chartes et diplômes imprimés concernant l'histoire de la Belgique.

LEERLINGEN

VAN DEN

PRACTISCHEN LEERGANG. (1)

Academisch jaar 1891-1892.

De heeren Ernest Hoste, van Gent (candidatuur in de wijsbegeerte).

[blocks in formation]
[ocr errors]

Leo Meysmans, van Geldenaken (doctoraat in de geschiedenis).
Frans Pasteyns, van Leuven

(id.)

Arthur Van Renterghem, van St-Andries-bij-Brugge (candidatuur in de geschiedenis).

Academisch jaar 1892-1893.

De heeren Fernand Bracq, van Gent (candidatuur in de wijsbegeerte)

a

[blocks in formation]

Frans Pasteyns, van Leuven (doctoraat in de geschiedenis).
Arthur Van Renterghem, van St-Andries (cand. in de geschiedenis).

Academisch jaar 1893-1894.

De heeren Dr Maurits Basse, van Ledeberg.

Fernand Bracq, van Gent (cand. in de wijsbegeerte).

D

[ocr errors]

Lodewijk Dael, van Gent

Alfons Joncka, van Gent

(id.) (id.)

Arthur Van Renterghem, van St-Andries (doct. in de geschiedenis).

(1) Voor de lijst der leerlingen van 1883-1888, zie Corpus I, blz. XIII en xiv ; en voor die der leerlingen van 1888-1891, zie mijne Geschiedenis der Inquisitie in de Nederlanden, deel I, blz. 4.

Academisch jaar 1894-1895.

De heeren Fernand Bracq, van Gent (cand. in de wijsbegeerte).

[blocks in formation]

Arthur Van Renterghem, van St-Andries (doct, in de geschiedenis).

Academisch jaar 1895-1896.

De heeren Julius Fontaine, van Goefferdingen (cand, in de wijsbegeerte).
Victor Fris, van Geeraardsbergen (cand. in de geschiedenis).

Karel Reychler, van St-Nikolaas, (cand. in de wijsbegeerte).
Dr Arthur Van Renterghem, van St-Andries.

INLEIDING

Meer dan twee honderd nieuwe stukken zijn hier bijeengebracht om het eerste deel van ons Corpus doc. Inquisitionis Neerlandicae aan te vullen, buiten enkele, die aldaar reeds waren opgenomen, doch onvolledig, en die nu verbeterd worden afgedrukt.

In dit uitvoerig supplement op Corpus I vindt men stukken van allerlei aard, maar voornamelijk over Lambert le Bègue, die in het eerste deel geheel vergeten was; over de vervolging der Tempelridders in de Nederlanden, over die der Begijnen en Beggarden, over de Geeselaars, over de Dansers en over de Broeders en Zusters van het gemeene leven.

De stukken van Glasgow betreffende Lambert le Bègue werpen een nieuw en verrassend licht over den vermoedelijken stichter der Begijnhoven.

Bij de samenstelling van mijn eerste deel hadden de verdachte secten en vrije broederschappen der 14de eeuw niet genoeg mijne aandacht getrokken. Die leemte heb ik willen aanvullen zooveel ik kon.

Over de Geeselaars van 1349-1350 trof ik eene reeks aanteeke

ningen van tijdgenooten en latere kronijkschrijvers aan, alsmede eenige belangrijke vermeldingen in stadsrekeningen en andere officiëele bronnen (1). Ook over de Dansers van 1374 was de oogst tamelijk rijk. De tweede Geeselaars van 1400, die mij onbekend gebleven waren, treden nu eveneens te voorschijn.

Het onderzoek naar de rechtgeloovigheid der Nederlandsche

(1) Tot al de archivarissen van Noord- en Zuid-Nederlandsche steden, die rekeningen uit de 14a eeuw bezitten, richtte ik mij. Met de meeste bereidwilligheid werden schier overal opzoekingen gedaan, die meestal zonder uitslag zijn gebleven, maar waarvoor ik hier mijnen besten dank betuig.

« ÖncekiDevam »